Keyser Otto den derden, en Galdrada. Deel 2(1617)–Theodoor Rodenburg– AuteursrechtvrijTvveede deel Vorige Volgende [pagina III] [p. III] Sonnet. Hoe dat de minne-schicht, de woeste razernye, Het toomelooze Wicht, dat wispeltuur'ghe Kind Het wyste hert benardt, het stoutste hert verwindt, Verkrachtende de Re'en, gh'lijck Circes-toverye, Hoe dat Cupido bruykt verwoede tyrannye: En aen een minne-hayr, een Atlaetsch herte bind, Ia re'en-beraed vermomd, en afterdocht verblindt, Benev'lende 'tghezicht door wulpse spokerye. En hoe de deughd weerstaet de dulle minne-kracht. Door 'theymelijck ontzich, beboertende lusts grillen. Hoe eer, en na-bedenck gaet boven minne-macht. En deughd en eere nimmer hun onteeringh willen. Het redeloos bestaen, en hoe lust werdt versmaed Toont u de Saxsens Ott', en Florentinn' Galdraed. Chi sara sara. Vorige Volgende