Veldviooltjes(1834)–C.P.E. Robidé van der Aa– AuteursrechtvrijGedichten voor vlijtige kinderen Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] De medelijdende Maria. Maria. Dien oude van dagen, zoo grijs en zoo stram, Die niets kan aanschouwen of hooren, En, sedert de dood hem zijn dochter ontnam, Zijn' eenigen steun heeft verloren, - Dien oude van dagen, dien wilde ik, Papa, Zoo gaarne verzachten het leven; Doch 'k zag bij herhaling mijn spaarbeursje na, En heb bijna niets om te geven. [pagina 49] [p. 49] Papa. Waar hebt gij, Maria, dan 't geld aan besteed, Dat gij nog dees week hebt ontvangen? Maria. Ik kocht, wijl ik gaarne ga netjes gekleed, Een doekje, dat 'k gistren zag hangen, Het was zoo nieuwmodisch, en Jansjen en Leen Verkregen sinds weken er beiden reeds een. Papa. Al steekt in het koopen van 't doekje geen kwaad, Toch kan het, mijn dochter, u leeren, Dat, wie niet gestaag met zijn beurs gaat te raad, Al spoedig te veel kan verteren. [pagina 50] [p. 50] Wie alles ten best heeft voor pronk en kleedij, Is steeds buiten staat, om te geven, En rooft aan zichzelven, Maria, als gij, Het reinste genoegen van 't leven. De medelijdende Maria. Bladz. 48. Vorige Volgende