De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Stemme: Van den Cxxxiij. PsalmWilt nu den Heer loff, eer en danck bewijsen,
Ga naar margenoot+Roemt van sijn deught, wilt sijnen naem hoog prijsen,
Ga naar margenoot+Die ons met sijn ghenade kroont
Ga naar margenoot+Want sijn goetheyt die hy den sijnen toont
Ga naar margenoot+Is ongemeten hoogh en wijt verspreyt,
Ga naar margenoot+En duyrt tot inder eeuwigheyt.
Ga naar margenoot+2. Wien soud’ al sulcken Heer niet loven?
Ga naar margenoot+Die doch den wijsen en sterken gaet te boven,
Ga naar margenoot+Die den swacken haer krachten verstijft,
Ga naar margenoot+Diens goetheyt vast by den oprechten blijft,
Ga naar margenoot+Looft hem met reynen herten hy is ‘t weert,
Ga naar margenoot+Want alsulcken lof is ‘t dat hy begeert.
Ga naar margenoot+3. Looft nu den Heer geestigh met nieuwe tongen,
Ga naar margenoot+Gy die bekeert ‘s doots banden zijt ontspronghen.
Ga naar margenoot+Die van herten besneden zijt,
Ga naar margenoot+Looft hem als die deur Christum zijt bevrijt
Ga naar margenoot+Dankt hem voor al dat goet dat ons geschiet,
| |
[pagina 125]
| |
Sijn goetheyt kan men uyt spreken niet.Ga naar margenoot+
4. Hy heeft voor ons sijn lieve kint gegeveqqGa naar margenoot+
Om ons met hem te gheven ‘t eeuwigh levenGa naar margenoot+
Die hy met sijnen Bloede kocht,Ga naar margenoot+
Den vred’ heeft hy door ons in ‘t licht gebragtGa naar margenoot+
Deurt Evangeli sijn genadigh woort,Ga naar margenoot+
‘t Is in de Werelt wijt ghehoort.Ga naar margenoot+
5. Dit selve woort troostelijck vol genadenGa naar margenoot+
Dat onsen ziel inwendigh kan verzaden,
Is ons in ‘t ghemeyn verklaert
Wy die nu hier eenmoedigh zijn vergaert,Ga naar margenoot+
Dies dancken wy u Heer die eeuwigh leeft
Die ons daer toe u ghenade gheeft.
6. Geeft doch o Heer dat wy uws woorts verklarenGa naar margenoot+
Vast in ‘t gheloof getrouwelijck bewaren,Ga naar margenoot+
Dattet blijft in ons hert gheprent,Ga naar margenoot+
Geeft ons verstant dat ons mach zijn bekentGa naar margenoot+
Den rechten sin in matigheyt bequaem,Ga naar margenoot+
Tot prijs, van uwen heylighen Naem.
7. Op dat wy al gebetert mogen scheydenGa naar margenoot+
U heylig woort in deugden gaen verbreyden,Ga naar margenoot+
Met een wandelingh’ onbevleckt,Ga naar margenoot+
Dat onse doen voor u magh zijn perfecktGa naar margenoot+
En dat daer deur de werelt wort ghelicht,Ga naar margenoot+
In liefden elck sijnen naesten sticht.Ga naar margenoot+
8. So sal uwen grooten naem hoogh in ‘t wesenGa naar margenoot+
In uwen Tempel heerlijk zijn gepresen,
Die ghy hier u genade schenckt.Ga naar margenoot+
Wel haer die gehoorsaem altijt ghedenckt,
Aen u goetheyt die ghy van boven doet
Dies men u eeuwelijck loven moet.
|
|