De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
[pagina 115]
| |
Stemme: Bedroeft ende beswaert.Vergaderen by een,
Hoe lieffelijck ghepresen,
Hoe Christelijcke leen,Ga naar margenoot+
Met singhen ende lesen,Ga naar margenoot+
Spreecken, stichten by desen,Ga naar margenoot+
Tot prijs des Heeren fijn,
‘t Vergaren in dit wesen,
Moet al ghescheyden zijn.
2. Soo wy hier present zijn,
Tot stichten ende leere,
Laet ons t’allen termijn:Ga naar margenoot+
Malkaer ghedencken weere,Ga naar margenoot+
In ‘t heylichdom ons Heeren,Ga naar margenoot+
‘t Ghebedt neerstich met vlijt,Ga naar margenoot+
Gheestelijck in vermeeren,
Het is nu onsen tijdt.
3. Ons wandelinghe goet,
In alle ons hanteeren,Ga naar margenoot+
Ons licht soo lichten moet,
Dat door ons converseeren,Ga naar margenoot+
‘t Christendom mach vermeeren,
En datb het zy ghespoort,
Het heylich volck des Heeren,
Datmen niet anders hoort.Ga naar margenoot+
4. Niemant versuym sijn tijt,
Koopt Olye t’uwer bate,Ga naar margenoot+
Ons Bruydegom komt subijt,
Dat ghy niet komt te late,
| |
[pagina 116]
| |
Wilt dit in ‘t herte vaten
Dit scheyden nu gheschiet,
Of die dan wort verlaten,
‘t Lijckt by malkander niet.
5. Als twee zijn op het Veldt,
Ga naar margenoot+Die scheyden met beswaren,
Ga naar margenoot+D’een in vreughden ghestelt,
Ga naar margenoot+D’ander in pijne varen.
Ga naar margenoot+Twee op een Meulen malen,
Ga naar margenoot+Moeten ghescheyden zijn,
Ga naar margenoot+D’een sullen d’Enghelen halen,
Ga naar margenoot+D’ander de Heolsche pijn.
6. Oock twee op ‘t bedt ghepaert,
Ga naar margenoot+Die sullen moeten scheyen,
Ga naar margenoot+D’een in vreughden vermaert,
En d’ander mach wel schreyen,
Ga naar margenoot+De Heere sal oock scheyden,
De Schaepen suyverlijck,
Uyt de Bocken gheleyden,
Ter rechter handt soo rijck.
7. Die tot der slincker zijdt,
Die sullen moeten hooren,
Gaet ghy vermaledijt,
In ‘t eeuwigh vyer verlooren.
De Schaepen uyt-verkooren,
Sullen ghezeghent zijn,
Mijn Rijck is u te vooren,
Bereyt ten Hemel in,
8. Dit wensch ick al te saem,
Terwijl wy hier noch beyden,
Tot een groete bequaem,
De Heer wil u gheleyden,
Ga naar margenoot+Elck wil hem soo bereyden,
Ga naar margenoot+Dat wy hier nae ghelijck,
| |
[pagina 117]
| |
Komen daer wy niet scheyden
Met vreughd’ in ‘t Hemelrijck.Ga naar margenoot+
|
|