De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Stemme: Als ‘t begint.Ghebenedijt, o mijn ziel altijt den Heer,Ga naar margenoot+
Looft hem, o alle mijn inwendigheyt,
Prijst hem met blijde lof-sanghen altijt meer,Ga naar margenoot+
Die u in sijn weghen leyt,Ga naar margenoot+
Door sijn ghenaedicheyt,Ga naar margenoot+
Sijn beloften toe seyt.
2. Maeckt groot, o mijn ziele den Heer uwen GodtGa naar margenoot+
Die u uyt Egypten tot Zyon heeft gheleyt,Ga naar margenoot+
Die u leyt tot Christo van Babels herders sotGa naar margenoot+
In Israels groene weyt,Ga naar margenoot+
Van Babels dorre heyt,Ga naar margenoot+
O ziel sijn lof verbreyt.Ga naar margenoot+
3. Hoe sout ghy (o ziel) niet loven sulcken Heer
Die u van den doot ten leven heeft gebrochtGa naar margenoot+
Die u gheleyt heeft door dat roode Meer,Ga naar margenoot+
Doen ghy dwaelden, weder socht,Ga naar margenoot+
Met sijnen bloet ghekocht,Ga naar margenoot+
Doen Pharao u bevocht.Ga naar margenoot+
4. Looft onsen Godt met Mose o mijn ziel,
Die u tot sijn heylige wooninge heeft gebragt
De Pharao met ros en waghens overviel,Ga naar margenoot+
In ‘t roode Meyr omwierp met kracht,Ga naar margenoot+
Doen hy vervolchde onsacht,Ga naar margenoot+
Dat Israels gheslacht.Ga naar margenoot+
5. Mijn ziel looft den Heer al u leven lank,Ga naar margenoot+
Looft hem met herpen ende met snaren-spel,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 30]
| |
Ga naar margenoot+De heyligen in Zyon loven hem met sanck,
Ga naar margenoot+Oock ghy Borghers Israel
Ga naar margenoot+Want in ‘t Helsche ghequel,
Ga naar margenoot+Hem niemant loven sel.
6. Looft desen God, o gy Herders van Zyon
Ga naar margenoot+Looft hem o alle sijn knechten groot en kleyn
Ga naar margenoot+Looft hem, o alle sijn hantwercken schoon,
Ga naar margenoot+Princepael, o Zyon greyn,
Ga naar margenoot+Ghy zijt Gods Bruyt alleyn,
Ga naar margenoot+O kleyn vergaderingh’ reyn.
qqq
7. O Godt u lof is u ghemeynte alleen
Ga naar margenoot+Ten is niet schoon in der Zondaren mont,
Ga naar margenoot+U woort is alleen in Ierusalem reen,
Ga naar margenoot+U Wet men in Zyon vont,
Ga naar margenoot+Quijtscheldingh’ van zondt,
Ga naar margenoot+Als men van ‘t quaet afstont.
Ga naar margenoot+8. Wie soude alsulken Godt niet lovedn vro?
Ga naar margenoot+Die Daniel v’list heeft uyt der leeuwen mont
Ga naar margenoot+Die met Sadrach, Mesag, en Abbednego,
Ga naar margenoot+In den gloeyende Oven stont,
Ga naar margenoot+Dat de vlam haer niet verslont,
Ga naar margenoot+Gheen brant men aen haer vont.
9. Prijst Godt, o Ierusalem en Zyon teer
Ga naar margenoot+Die u deuren vast met grendelen bewaert,
Ga naar margenoot+Die u muyren op bout, die daer lagen neer,
Die den verstroyden vergaert,
Die om sijn Naem vermaert.
Te Babel ghevaen vaert.
Ga naar margenoot+10. Looft Godt die in sijn heyligen Tempel woont
Ga naar margenoot+Hy is een al te vriendelijcken Heer,
Ga naar margenoot+Looft hem, die sijn uyt-verkoorne kroont,
Ga naar margenoot+Die haer vroom stelden ter weer,
| |
[pagina 31.]
| |
Een eeuwich tryumpheer,
Gheeft hy, die houdt sijn Leer.
11. Gy Hemelen, gy Aerde, Godt doch den prijs geeft.
Looft hem ghy Heydenen die op der aerden zijn
Het love hem al wat Aedem heeft,Ga naar margenoot+
Sonne, Mane, Sterren fijn,Ga naar margenoot+
Lovet Godt met helder schijn,Ga naar margenoot+
Dat zijn de wercken dijn.
12. O Godt laet mijn ziel leven, datse u loven maghGa naar margenoot+
Laet u lof van mijn lippen zijn vertelt,Ga naar margenoot+
Op dat ick mach staen blijven in den boosen dagGa naar margenoot+
Als dat Elemente smelt,Ga naar margenoot+
Heylich moeten wy zijn ghestelt,
Gheen onschult daer aen ghelt.
13. Ghy Princen en Heeren Reghents der duysternisGa naar margenoot+
Lovet Godt die u ‘t sweert der Iusticien heeft ghedaen,Ga naar margenoot+
Lovet hem die een Heer over u Vorsten is,Ga naar margenoot+
Leert den goeden voor te staen,Ga naar margenoot+
Straft den quaet-doenders saen,Ga naar margenoot+
Daerom hebdy ‘t swaert ontfaen.Ga naar margenoot+
14. O Prince Godt, Heere alder Heeren Heer
Ghebenedijt moet gy in der eeuwicheyt zijn,Ga naar margenoot+
Die ‘t licht in duysternis laet schijnen neer,Ga naar margenoot+
Die waren in doodes pijn,Ga naar margenoot+
Gaeft ghy dit helder schijn,Ga naar margenoot+
Looft Godt. o ziele mijn.
|
|