De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Stemme: Als ‘t begintVader ons in Hemelrijck,
Dit roep de Werelt alghelijck,
Hoe wel sy in zonden altoos,
Leven in haer lusten boos,
Teghen ‘s Heerene gheboden mis,
Wisten sy wie haer Vader is.
2. Christus gheeft selven klaer bescheyt,
Ga naar margenoot+Het volck die niet doen dat hy seyt,
Den Duyvel dat is uwen Vaer,
Nae sijnen wille doet ghy klaer,
Oock sonder Godt inde werelt,
Ephesien twee Paulus ‘t vermelt.
3. Die sullen bidden-Vader mijn,
Ga naar margenoot+Moeten ghehoorsaem Kinderen zijn
Ga naar margenoot+Die hem van alle quaet af-scheyt,
Ga naar margenoot+En roept niet aen soo Paulus seyt,
Ga naar margenoot+Dat zijn Sonen, Dochters Christi,
Ga naar margenoot+Oock recht Eerf-ghenamen daer by.
4. Die hem ghelijck een Kindt verneert,
Ga naar margenoot+Soo Christus selven heeft gheleert,
Ga naar margenoot+Van nieus ghebooren uyt den Gheest,
Ga naar margenoot+Nieu Creatuyren soo men leest.
Ga naar margenoot+Want niemant Christum heet een Heer,
Ga naar margenoot+Dan door den Heyl’ghen Gheestes leer.
5. Vaders lieve kKinderen fijn,
| |
[pagina 221]
| |
Die Erf-ghenamen sullen zijn,Ga naar margenoot+
Hebben sijn Wet in ‘t hert gheprent,Ga naar margenoot+
Soo vast datmens daer niet af went,Ga naar margenoot+
‘s Morgens, avonts, dach ende nacht,Ga naar margenoot+
Bidden Vader om nieuwe krachtGa naar margenoot+
6. Alsoo hy is in ‘t Hemelrijck,Ga naar margenoot+
Moet men met hert en sin ghelijckGa naar margenoot+
Keeren tot den ghenaden throon,Ga naar margenoot+
Door kracht van sijn beminden Soon,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Bidden in Gheest en waerheyt weert,
Want Vader sulck bidders begheertGa naar margenoot+
7. Salmen heylighen ‘s Vaders naem,Ga naar margenoot+
Men moet geschickt zijn heel bequaem,Ga naar margenoot+
Een heylich leven onbevleckt,Ga naar margenoot+
Anders ‘t ghebedt niet op en treckt,Ga naar margenoot+
Niet onreyns in ‘t hert zy ghespoort,Ga naar margenoot+
Want Vader anders niet verhoortGa naar margenoot+
8. Dus moet men met een reyn ghemoet,Ga naar margenoot+
Neerstigh vallen Vader te voet,Ga naar margenoot+
‘t Hert en ghedachten moet daer by,Ga naar margenoot+
Gheheylighet uw’ name zy,Ga naar margenoot+
Leeft hoe de Ouders alle ghelijck,
Hem heylich eeren in sijn RijckGa naar margenoot+
9. Salmen bidden U Rijck toekoom,Ga naar margenoot+
En daer op wachten sonder schroom,
Soo moet men daer gheschickt toe zijn,Ga naar margenoot+
Met een Godtzaligh wesen fijn,
Datmen haest en wacht met verlangh,
Nae die toe-komst des Heeren stranghGa naar margenoot+
10. Alsmen aldus is in ‘t Ghebedt,Ga naar margenoot+
Doet neersticheyt hier wel op let,Ga naar margenoot+
Met ‘t herts ghedachten in den Throon,Ga naar margenoot+
Als oft men hem siet komen schoonGa naar margenoot+
| |
[pagina 222]
| |
Inde wolcken soo de Schrift seyt.
j. Pause.
Ga naar margenoot+11. Salmen bidden om Vaders wil,
Ga naar margenoot+Soo maeckt daer teghen gheen gheschil,
Ga naar margenoot+Wy moeten tot allen termijn,
Ga naar margenoot+Onsen wil stellen in den sijn,
Ga naar margenoot+Niemant sijn eyghen wil doch leeft
Ga naar margenoot+Maer al dat Vader gheseyt heeft.
Ga naar margenoot+12. Niet-overtreden sijn Ghebodt
Ga naar margenoot+Op dat men met hem niet en spot,
Ga naar margenoot+Anders en heeft het woort gheen kracht,
Ga naar margenoot+U wille gheschiet hier wel op acht,
Ga naar margenoot+Op Aerden als in Hemelrijck,
Ga naar margenoot+Woorden en werck moet zijn ghelijck.
Ga naar margenoot+13. Te doen Vaders wil en bevel,
Ga naar margenoot+Als d’Enghelen in den Hemel,
Ga naar margenoot+Ondersoeckt doch de Schrift tot baet,
Ga naar margenoot+Houtse in ghedachten vroech en laet,
Ga naar margenoot+En daer oock wel na leven klaer,
Ga naar margenoot+Smaeckt en proeft soo de wil ons Vaer.
Ga naar margenoot+14. Salmen bidden om daghelijcx broot
Ga naar margenoot+Dat en zijn gheen Rijckdommen groot,
Ga naar margenoot+En trachten nae schandich ghewin,
Ga naar margenoot+En stellen daer dan aen het sin.
Ga naar margenoot+Valdt rijckdom, doet Davidt vermaen,
Ga naar margenoot+Soo stelt u herte daer niet aen.
Ga naar margenoot+15. Want die daer willen worden rijck,
Ga naar margenoot+Die vallen ellendich in strijck,
Ga naar margenoot+Men moet mildt zijn en gheven veel
Ga naar margenoot+Op hope tot een Hemels deel,
Ga naar margenoot+Want Vader gheeft en neemt oock snel,
Ga naar margenoot+’t Is prijckel om ghebruycken wel.
16. Soeckt voor al Godes rijcke ghy,
| |
[pagina 223]
| |
Met sijn gherechticheyt daer by,Ga naar margenoot+
Het Hemels broot dit wel betracht,Ga naar margenoot+
Daermen om biddet dach en nacht,Ga naar margenoot+
Dat zijn Gods gaven menichfout,Ga naar margenoot+
Ghesucht uyt den Hemel ghedoutGa naar margenoot+
17. Dit gheeft Vader alle daghen vers,Ga naar margenoot+
Die ‘t Gheestich smaeckt, wort het niet wers
Hy wil daerom ghebeden zijn,Ga naar margenoot+
Met neersticheyt t’allen termijn,Ga naar margenoot+
Avonts en morghens laet en vroegh,Ga naar margenoot+
Hy gheeft dan sijn Kinders ghenoeghGa naar margenoot+
18. Dit broot is al wat men begheert,Ga naar margenoot+
In ‘t ghebet soo ons de Schrift leert,Ga naar margenoot+
Als daer Heydens sorgh buyten blijff,Ga naar margenoot+
Al u begheert Gheestich gherijff,Ga naar margenoot+
Laet komen voor Godt openbaer,Ga naar margenoot+
Wat u van noot is dat gheeft Vaer.
ij. Pause.
19. Ons zonden die vergheeft ons Heer,Ga naar margenoot+
Want sy ons drucken alsoo seer,Ga naar margenoot+
Wy vergheven op dit termijn,
Al die aen ons yet schuldigh zijn,Ga naar margenoot+
Want dat is doch maer Penninck schult,Ga naar margenoot+
Vader hebt doch met ons ghedult.
20. ‘t Hert moet tot Vader in Hemel,Ga naar margenoot+
Maken voor hem een opset wel,Ga naar margenoot+
Alderley goet doen nae sijn leer,Ga naar margenoot+
Een nieu Creatuyr langhs hoe meerGa naar margenoot+
Altijt betreen van nu voortaen,Ga naar margenoot+
Of ‘t Ghebedt is vergeefs, ghedaenGa naar margenoot+
21. Leyt ons niet in bekooringh quaetGa naar margenoot+
U handt gheender tijdt van ons laet,Ga naar margenoot+
Ghy zijt een hulper meenichfout,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 224]
| |
Ga naar margenoot+Al die maer recht op u betrout,
Ga naar margenoot+In bekooringh als ‘t u behaecht,
Ga naar margenoot+Ghy gheeft uyt-komst dat ment verdraecht.
22. Al is een mensche welbedroeft,
Ga naar margenoot+Als de bekooringhe beproeft,
Ga naar margenoot+Blijft men oprecht en niet verdooft,
Ga naar margenoot+Die Kroon des levens is belooft,
Ga naar margenoot+Die straf met lijdtsemheyt verdraecht,
Ga naar margenoot+Die Vader aen sijn Kinders waecht.
23. Verlost ons Heer van alle quaet,
Ga naar margenoot+Sathan als een Leeu om ons gaet,
Ga naar margenoot+Dat is ons groot wederperty,
Ga naar margenoot+Ons ziel verslinden dat soeckt hy,
Ga naar margenoot+Sterckt ons gelove door u kracht,
Ga naar margenoot+Om hem wederstaen dach en nacht.
24. Moeten wy woonen och lacy!
Ga naar margenoot+Al daer den Sathans stoel is by,
Ga naar margenoot+Wy moghen rusten nimmermeer,
Ga naar margenoot+Altijdt bidden tot onsen Heer,
Ga naar margenoot+Dat hy ons nieuwe kracht belooft,
Ga naar margenoot+De Sathan te vertreen sijn hooft.
25. U is dat Rijck, o Vader mijn,
Ga naar margenoot+Ons ziel verlanght by u te zijn,
Ga naar margenoot+Al door uwe ghenade reyn,
Ga naar margenoot+Want ons verdiensten zijn soo kleyn,
Ga naar margenoot+Dus treuren wy op u voetbanck,
Ga naar margenoot+Over ons boose natuyr kranck,
26. Nu wy dus kleyn zijn van vermooch,
Ga naar margenoot+Moetmen met gantscher herten hooch
Ga naar margenoot+Keeren in ‘t heylichdom tot Vaer,
Ga naar margenoot+Eeren hem in sijn Rijcke daer,
Ga naar margenoot+Alle woorden van ‘t Ghebedt wel,
Ga naar margenoot+Het hert tot Vader in d’Hemel.
27. Ghy Vader hebt oock aller kracht,
| |
[pagina 225]
| |
Daerom niemant hem selfs veel acht,Ga naar margenoot+
Want niemant van hem selven heeft,Ga naar margenoot+
Een goet ghedacht al hoemen leeft,Ga naar margenoot+
Die Kinders hebben ‘t al van Vaer,
Hoe kleyn, hoe groot, hy geeft het haerGa naar margenoot+
28. Vader ghy zijt soo heerlijck sijn,Ga naar margenoot+
Ons verlanghet by u te zijn,Ga naar margenoot+
U heerlijckheyt is sonder endt,
Met grooter vreucht in ‘t Hemels tent
Wanneer sal ons worden gheseyt,Ga naar margenoot+
Koomt woont by my in eeuwigheyt?Ga naar margenoot+
29. Dit is de somma van ‘t ghebedt,Ga naar margenoot+
Dat men wel op de saecke let,Ga naar margenoot+
Ghelijck te vooren is gheseyt,Ga naar margenoot+
Nu noch met grooter neersticheyt,Ga naar margenoot+
Dat ‘t herts ghedachten hooch optreckt,Ga naar margenoot+
En ‘t Ghebedt door de wolcken strecktGa naar margenoot+
30. Op dat het alsoo komt voorwaer,
En eenen soeten reuck gheeff daer,Ga naar margenoot+
In ‘t heylichdom hooch is den throon,Ga naar margenoot+
Dit is ‘t Ghebedt o Kinders schoon,Ga naar margenoot+
Dus is het woort Amen bediet,Ga naar margenoot+
‘t Ghebedt behoeft meer woorden nietGa naar margenoot+
|
|