De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
[pagina 108]
| |
Stemme: Het licht der Wereldt is op-ghestaenIck roep u o Hemelsche Vader aen,
Wilt mijn gheloove stercken,
Op dat ick mach vromelijck blijven staen,
Met u waerheyt aen-ghedaen,
Al sonder af te gaen, och God wilt in my wercken
2. O Heer in den noot doet my bystant,
Ga naar margenoot+Gheeft mijn mondt om te spreecken,
Ick ben hier in mijn vyanden handt,
In der wreeden Leeuwen tand,
U heylig woort playsant, doet my met kragt uytbreken.
3. Mijn kragt is seer kleyn, u Heer bekent,
Ga naar margenoot+Gy wilt my doch aenveerden,
Uwen gheest der waerheyt in my sendt,
Ga naar margenoot+Ghy zijt mijn fondament,
Weest my altijt ontrent, dat ik doch mag volheerden,
4. De Heer spreekt tot my, en weest niet bevreest,
Ga naar margenoot+En willet oock niet beeven,
Ga naar margenoot+Al vindt ghy u hier in een wilt foreest.
Ga naar margenoot+By den Draeck en oock dat Beest,
Ga naar margenoot+Ick sal u mijnen gheest tot een vertrooster gheven
5. Hoe komt dat gy u voor menschen vervaert
Ga naar margenoot+Die doch moeten sterven,
Ga naar margenoot+Ick hebbe u uyt verre landen vergaert,
Ga naar margenoot+Als mijn oogh-appel bewaert,
Gy zijt van mijne aert, gy en sult niet bederven
6. Keert u tot my, mijn leden teer,
| |
[pagina 109]
| |
Soo meught ghy zaligh wesen,Ga naar margenoot+
En vreest noch en beeft voortaen niet meer,Ga naar margenoot+
Ick ben alleen u Heer,Ga naar margenoot+
En wijkt niet van mijn leer, o gy mijn volck ghepresen.
7. Komt al tot my die hier arbeyt,Ga naar margenoot+
Belast zijt en beladen,Ga naar margenoot+
Een eeuwighe vreught is u bereydt,Ga naar margenoot+
Al door ghenadigheydt,Ga naar margenoot+
‘k Sal u met klaer bescheyt, uyt liefden versadenGa naar margenoot+
8/ Ghy zijt mijn vrienden, is ‘t dat ghy doetGa naar margenoot+
Al dat ick u ghebiede,
Ick late voor u mijn leven goet,Ga naar margenoot+
Mijn uyt-verkoren vroet,
Uyt grooter liefden soet, dat dit van my geschiedeGa naar margenoot+
Pause.
9. O Zyon om uwen ‘t wille, hoort,
Heb ick soo veel gheledenGa naar margenoot+
Ik heb u ghegheven mijn Goddelijck woort,Ga naar margenoot+
Om te brengen in accoort,
Als gy daer laeght versmoort, in alle u boosheden.
10. O Zyon mijn alderliefste schoon,Ga naar margenoot+
En wilt u doch niet vresen,Ga naar margenoot+
Voor die ‘t Lichaem vervolgen oft doo’n,Ga naar margenoot+
Ick sal u in mijn throonGa naar margenoot+
Gheven des levens Kroon, daer grote vreugt sal wesenGa naar margenoot+
11. O Zyon mijn alderliefste BruytGa naar margenoot+
Ia boven alle Vrouwen,Ga naar margenoot+
Mijn Goddelijck woort in u herte sluyt,Ga naar margenoot+
En laet van u niet uyt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 110]
| |
Ga naar margenoot+Mijn alderliefste spruyt, ik sal u dan trouwen.
12. Weent ende schreyt een weynigen tijt,
Ga naar margenoot+Ghy sult haest verblijden,
Ga naar margenoot+Een eeuwighe vreught noyt sulcken jolijt,
Ga naar margenoot+Is voor hem die my belijdt,
Voor de menschen vol van spijt, tot eeuwigen tijden.
13. Blinckende als der Sonnen schijn
Ga naar margenoot+Ia boven alle klaerheyt,
Ga naar margenoot+En kleederen wit van zijde fijn
Ga naar margenoot+Sullen d’uyt-verkoren mijn,
Aendoen, en blijde zijn, en rusten van swaerheyt.
14. Een troostelijck woordt elck hooren sal,
Al Die hier nu truyren,
Als de Basuyne sal gheven gheschal,
Komt hier mijn lief ghetal
Ick sal u gheven al mijn eeuwig rijck te veuren.
15. Gedenkt den gevangen, als mede gevaen,
O Ghy uyt-verkoren,
Ga naar margenoot+En bidt den Heere dat hy my saen,
Ga naar margenoot+In rusten wil ontfaen,
En af wasschen al mijn traen, hy sal u verhoren.
16. Oorlof aen Broeders en Susters gemeen
Wy moeten hier scheyden,
Op dat wy komen by Christum alleen,
Ons Hooft-Man, en anders gheen,
Wilt u daer toe herten, daer wil ik u verbeyden.
|
|