De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Het 39. LiedtGa naar margenoot+Stemme: Vader ons in Hemelrijck
Ga naar margenoot+In Israel was een Propheet,
Ga naar margenoot+Dier ons de Schrift Elias heet,
Ga naar margenoot+Die brack her voor ghelijck eene vyer,
Ga naar margenoot+En maeckte alle voor-raedt dier,
Ga naar margenoot+Veel sturven in al sulcken noot,
Ga naar margenoot+Hy straftste van haer traegheyt groot.
2. Aen beyde sijden gaet ghy manck,
Ga naar margenoot+Sprack hy en dat al veel te lanck,
Is die Heer Godt so dient hem recht:
Ist Baal so weest sijnen knecht,
Spoedt u en hanght sulcken Godt an,
Ga naar margenoot+Die u met vyer antwoorden kan.
3. Konden sy ‘t alle wel verstaen,
Ga naar margenoot+En lietent recht ter herten gaen,
Ga naar margenoot+Het ghene dat ons Godt sendt neer,
Ga naar margenoot+Door Elia en andere meer,
Ga naar margenoot+Die ‘t haer wel laten duncken schoon,
Ga naar margenoot+Het sou anders komen ten toon.
4. Och dat hem elck also bedocht,
Dat hy met waerheyt spreken mocht,
Ick vraeg nae Hemel noch nae aerdt,
| |
[pagina 99]
| |
Mijn Godt is my veel meerder waerdt,Ga naar margenoot+
Ick weet ter werelt gheenen dingh,Ga naar margenoot+
Dat ick hier te ghelijcken bringhGa naar margenoot+
5. By Vorstendom of Konninckrijck,Ga naar margenoot+
De wijsheyt Gods is niet ghelijck,Ga naar margenoot+
Want rijckdom is teghen haer niet,Ga naar margenoot+
Noch edel steen vaet die bediedt,Ga naar margenoot+
Teghen haer is dat ghelt als sant,Ga naar margenoot+
Als dreck is silver hoe playsantGa naar margenoot+
6. Wie dit mach spreken inder kracht,Ga naar margenoot+
En sijn ghewin voor schade acht,Ga naar margenoot+
Om Christus wille ende woort,Ga naar margenoot+
Die brenght alsulcke vruchten voortGa naar margenoot+
Die tot ghesontheyt dienen fris,Ga naar margenoot+
Van die noch ongheloovigh isGa naar margenoot+
7. So yemant anders is ghesint,Ga naar margenoot+
Dat hy yet boven my bemint,Ga naar margenoot+
Sijn Vader, Moeder, niet en haet,Ga naar margenoot+
Sijn eyghen leven niet verlaet,Ga naar margenoot+
Maer voor mijn Kruysse is verveert,Ga naar margenoot+
Spreeckt Christus die is mijns niet weertGa naar margenoot+
8. Vervloeckt worden sy alle ghelijck,Ga naar margenoot+
Die ‘s Heeren werck doet traghelijck,Ga naar margenoot+
Die niet en acht dat hy Godt kentGa naar margenoot+
Wert van Godt selver ook verblentGa naar margenoot+
Te doen het ghene niet betaemt,Ga naar margenoot+
Vol onrechtveerdigheyt versaemt.
j. Pause.
9. Ist dat een yser plomp verstijft,
Aen die wat ongheslepen blijft,
So moetmen dat met gantscher macht,Ga naar margenoot+
Wederom scherpen dit betracht,Ga naar margenoot+
Insghelijcks met alsulck bescheyt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 100]
| |
Ga naar margenoot+Volcht de wijsheyt der neersticheyt.
Ga naar margenoot+10. Laet ons de Schrift toch nemen waer
Ga naar margenoot+Sy tuycht ons helder ende klaer,
Ga naar margenoot+Dat niemant met lichtvaerdicheyt
Ga naar margenoot+Voor Gods Heerlijcke Majesteyt,
Ga naar margenoot+Sal blijven staen in sijn gherecht,
Ga naar margenoot+Iae nauwelijck den vromen knecht.
ij. Pause.
Ga naar margenoot+11. In u voornemen weest niet traegh,
Ga naar margenoot+Schout ydelheyt by nacht en daegh,
Ga naar margenoot+Het heeft Christo so veel ghekost
Ga naar margenoot+Eer hy ons daer uyt heeft verlost
Ga naar margenoot+Gout, Silver nochte Paerlen goet,
Ga naar margenoot+Maer sijn dierbare roode bloet.
12. Uwen gheest nimmer blussen laet,
Ga naar margenoot+Maer als Levitico ses staet,
Ga naar margenoot+In Esaia veertigh mee,
Ga naar margenoot+Moe noch mat blijft in gheenen stee,
Ga naar margenoot+Hoopt op Godt hy gheeft nieuwe kracht,
Ga naar margenoot+Dat vyer moet neerstigh zijn ghewacht.
13. Zaeyt uwe zaedt des morghens vroegh
Ga naar margenoot+’s Avonts laet niet staen die ploegh,
Ga naar margenoot+Ghy weet gheen uyr u neerstigh spoet,
Ga naar margenoot+U Heer komt als ghy ‘t niet vermoedt,
Ga naar margenoot+Sijn loon is voor hem dat hy gheeft,
Ga naar margenoot+Die oprecht ende Godloos leeft.
14. Hoort wat de gheest Epheso seyt,
U arbeyt werckt verduldigheyt,
Ga naar margenoot+Weet ick en dat ghy ‘t quaet niet lijdt,
Ga naar margenoot+Maer d’eerste liefde zydy quijt,
Ga naar margenoot+Betert u ras of ick brengh mee
Iou kandelaer van sijnen stee.
15. Alle die loopen nae een prijs,
| |
[pagina 101]
| |
Sy loopen al, maer hy is wijs,Ga naar margenoot+
Die so loopt dat hy krijght die kroon,
Daer sullen veel sprack Christus schoonGa naar margenoot+
Arbeyden om sulx te bevroen,
En sullent niet konnen ghedoenGa naar margenoot+
iij. Pause.
16. In drie deelen sal het volck staenGa naar margenoot+
Die twe parten sullen vergaen,Ga naar margenoot+
Die derde moet gheloutert zijnGa naar margenoot+
Met vervolgh druck lijden en pijn,Ga naar margenoot+
Die hem dan weerdigh zijn alleen,Ga naar margenoot+
Rusten alle met hem in vreenGa naar margenoot+
17. Oock zijnse al niet wel ontfaen,Ga naar margenoot+
Die ten deele volcht ‘s Heeren vermaen,Ga naar margenoot+
En ginghen tot des Heeren Feest,Ga naar margenoot+
Want daer is eenen vrient gheweest,Ga naar margenoot+
Die en hadde gheen Brytlofts kleet,Ga naar margenoot+
Waerom de Koninck hem versneetGa naar margenoot+
18. Noch gingender thien Maeghden uyt
Met lampen al hoort mijn beduydt,
Vijf warender slechs aenghenaem,
Maer d’ander waren niet bequaem,Ga naar margenoot+
Om dat elck sijn licht niet ontstack,Ga naar margenoot+
Want Oly deese vijf gebrack.
19. Is ‘t den gheenen alsoo vergaen,Ga naar margenoot+
Die ree veel arbeydts heeft ghedaen,Ga naar margenoot+
En al mee loopt al nae den prijsGa naar margenoot+
Ter Bruyloft komt als Maghet wijs,Ga naar margenoot+
Waer sullen sy verschijnen hoort,Ga naar margenoot+
Die niet en achten Godes woort?
20. Siet toch eens op het onderscheyt,Ga naar margenoot+
Dat Malachias drie uyt leyt,
Een dach die als een oven brandtGa naar margenoot+
| |
[pagina 102]
| |
Maeckt de Godloosen al te schant,
Ga naar margenoot+Wie vreest des Heeren name soet,
Ga naar margenoot+Sal leven houtet my te goet.
|
|