De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Op de Trou Stem: d’Oogen om te sien
Ga naar margenoot+Hoe soudt ick swijghen siet
Ga naar margenoot+Van den Bruydegom te singhen?
Ga naar margenoot+Een nieuwe vreuchden Liedt,
Mijn Gheest dunckt my t’ontspringhen:
| |
[pagina 59]
| |
Wanneer ick peys,Ga naar margenoot+
Om sijn liefde groot,Ga naar margenoot+
Het Woordt werdt vleys,Ga naar margenoot+
En sterff den DoodtGa naar margenoot+
2. Door Adams zonde quset,Ga naar margenoot+
Laghen wy in Gods tooren,Ga naar margenoot+
Maer Godt ons toe-verlaet,Ga naar margenoot+
Sant sijn Soon uyt-verkooren:Ga naar margenoot+
Ons Middelaer,Ga naar margenoot+
Iae Broeder ende Vaer,Ga naar margenoot+
Voor-spraeck eenpaer,Ga naar margenoot+
En Herder klaerGa naar margenoot+
3. Hy dalede uyt ‘s Vaders throon,Ga naar margenoot+
De Heere groot van machten,Ga naar margenoot+
Hy quam een Bruyt ydoon,Ga naar margenoot+
Roepen uyt veel gheslachten:Ga naar margenoot+
Hy trock haer an,Ga naar margenoot+
Reyn witte zijde jent,Ga naar margenoot+
Hy wordt haer Man,Ga naar margenoot+
Seer pertenentGa naar margenoot+
4. Christus die seyt voorwaer,Ga naar margenoot+
Ick en ben niet ghekomen,Ga naar margenoot+
Om dat ick den zondaer,Ga naar margenoot+
Soudt straffen en verdoemen:Ga naar margenoot+
Bekeert hy hem,Ga naar margenoot+
Soo sal hy zalich zijn,Ga naar margenoot+
Volcght hy de stem,Ga naar margenoot+
Der woorden mijnGa naar margenoot+
5. Verlooren Schaepkens dom,Ga naar margenoot+
Die sal ick weder soecken,
En brenghen wederom,Ga naar margenoot+
Uyt al des werelts hoecken:Ga naar margenoot+
In mijnen Stal,Ga naar margenoot+
By mijne Schaepkens al,
| |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+Daer ick ‘t ghetal,
Ga naar margenoot+Selfs weyden sal.
6. ‘t Vlas noch ‘t ghekroockte riet,
Ga naar margenoot+Wil ick blusschen noch breken,
Oft oock den armen niet,
Ga naar margenoot+Verlaten noch versticken:
Sieck en ghewont,
Wil ick maecken ghesont,
Met haer terstont,
Maecken verbondt.
7. De Blinden sullen sien,
Ga naar margenoot+De Kreupele sullen treden,
Ga naar margenoot+En oock de Stomme lien,
Spreken van mijner vreden,
De Doove swaer:
Mijn woorden hoorden klaer,
Ga naar margenoot+Van dooder schaer,
Ga naar margenoot+Leven neemt waer.
8. Ick sal verlossen uyt,
Die daer ligghen ghevanghen,
Iae houden voor mijn Bruyt.
En wijsen mijne ganghen:
Met mijner handt,
Leyden noyt soo playsant,
In ‘s Vaders landt,
Seer triumphant/
Ga naar margenoot+Pause.
Ga naar margenoot+9. Ick predick allegaer,
Ga naar margenoot+Die arme zijn van Gheeste,
Ga naar margenoot+Een gulden vrye jaer,
Ga naar margenoot+Sabboth en lover Feeste:
Ga naar margenoot+In ‘t openbaer,
Ga naar margenoot+’t Evangely seer klaer,
| |
[pagina 61]
| |
Voor ver en naer,Ga naar margenoot+
Een blijde maerGa naar margenoot+
10. Nu komt al tot my,Ga naar margenoot+
Die zijn belast beladen,Ga naar margenoot+
Ick sal u maecken vry,Ga naar margenoot+
Door mijn rijcke ghenaden:Ga naar margenoot+
Mijn jock is soet,Ga naar margenoot+
Mijn last is kleyn ghewicht,Ga naar margenoot+
Doet rechte boet,Ga naar margenoot+
Wandelt in ‘t licht,Ga naar margenoot+
11. Ick ben het Hemels broot,Ga naar margenoot+
Ghedaelt om u te gheven,Ga naar margenoot+
Van uyt mijns Vaders schoot,Ga naar margenoot+
Wie daer af eet, sal leven:Ga naar margenoot+
Ghelooft in myGa naar margenoot+
Dat ick an boven zy,Ga naar margenoot+
Niet van beneen vry,Ga naar margenoot+
Ghelijck als ghyGa naar margenoot+
12. Een levende Fonteyn,Ga naar margenoot+
Ben ick tot deser uyre,Ga naar margenoot+
De wegh, de waerheyt reyn,Ga naar margenoot+
En voorspraeck, licht en deuyre,Ga naar margenoot+
Een fondament,Ga naar margenoot+
Een hoeck-steen excellent,Ga naar margenoot+
Davids wortel jent,Ga naar margenoot+
‘t Begein en ‘t endt/Ga naar margenoot+
13. Weest heylichj seyt de HeerGa naar margenoot+
Als ick, dit’s informaey,Ga naar margenoot+
En blijft in mijnder leer,Ga naar margenoot+
So sult ghy door mijn graeyGa naar margenoot+
Verwinnen bloot,Ga naar margenoot+
Hel, Zonde, Duyvel, Doot,Ga naar margenoot+
Vyanden snoot,Ga naar margenoot+
Kleyn ende grootGa naar margenoot+
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+14. Broeders en Susters fijn,
Laet ons verjubileren,
‘t Sal noch een weynich zijn,
Dat sy ons tribuleren,
Volstandich blijft,
Ga naar margenoot+Als Rancken in-ghelijft,
Ga naar margenoot+Gods Gheest beklijft,
Waer hy u drijft.
Ga naar margenoot+15. Lof Godt ons Prinse reyn,
Ga naar margenoot+Lof moeten wy u gheven,
Ga naar margenoot+Lof onsen Capiteyn,
Lof Hooft-Man hoogh verheven,
Lof Heer bequaem,
Lof zy dijn grooten Naem,
Ga naar margenoot+Lof nae ‘t betaem,
Vader eersaem.
|
|