Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
[pagina 118]
| |
volk! Rep u, toon uw' dapperheden Stuw te gaar, gelijk een wolk.
Ga naar margenoot+ Wakker! wakker! schrep uw' schreeden,
Koom te Hesbon; moedig volk!
Rep u; toon uw' dapperheden;
Stuw' te gaar, gelijk een wolk.
Ga naar margenoot+ Bouwen wi nu Sihons wallen,
Dat geen yf're ram haar kloovt,
Dat se voor geen mookers vallen.
Riep der Amoriten hoofd.
Ga naar margenoot(28) Vier, dat voer uit Hesbons muiren,
Vlam, die vloog uit Sihons stad,
Snelde tot de na-gebuiren,
Knelde mensch, en vee, en schat:
| |
[pagina 119]
| |
Wreed ging d' oorlogs-brand verteerenGa naar margenoot+
Ar, der Moabiten pronk;
En het rot der trotse heeren,
Dat op Arnons hoogten blonk.
Ga naar margenoot(29) Wee u, wee u, Moabs kind'ren!
Volk, dat d' afgod Chamos eert!
U quam d' Amoriter hind'ren;
Swaare ramp is 't, die u deert.
Chamos kon geen hulpe toonen;Ga naar margenoot+
Chamos dreev sijn dochters uit;
Chamos leverde sijn soonen
Slaavs aan Sihon tot een buit.
Sihon kreeg so Moabs landen;
Ga naar margenoot(30) Maar hi wierd se weder quijt
Israëls geklingde handen
Over wonnen d' Amorijt.
| |
[pagina 120]
| |
Hesbon Hesbon is gevangen
Tot aan Dibon; 't winnend sweerd
Ga naar margenoot+ Heeft tot Nophah toe gegangen,
't Land aan Medeba verteerd.
Jacob, sterk gesterkt van boven,
Heeft doen sneuv'len 's viands macht.
Dies laat ons Jehova looven,
Die soo aan sijn volk gedacht.
|
|