Volledige werken. Deel 2
(1884)–Theodoor van Rijswijck– Auteursrecht onbekend
[pagina 363]
| |
Wysgeer, met uw zedepreken,
Laet uw lessen thans wat steken,
Voor gesnap en lied;
Grolpot, met uw gryze hairen,
Ging het in uw jonge jaren,
Juist als heden niet!
Danst en dartelt lieve schoonen,
Schikt en schildert lok en koonen,
Rygt de heupen in;
Knapen, wilt u heden wagen,
Zamelt u voor later dagen,
Schat van vreugd en min.
Ziet, hoe tooi en sluijer vleijen,
En verblinden en verleijen,
Hoe het kapsel liegt;
Ziet by munniken en vorsten,
Filosofen en hansworsten,
Hoe de mom bedriegt!
Komt, wie huis en hut bewoonen,
Heden moogt ge buiten toonen,
Wat gy binnen waert;
Tuigt hoe valsch het hier moet wezen,
Voor die geene vreugde lezen,
Op dees huich'lend aerd'!
Komt ook, wie de boezems prangen,
Kap en masker omgehangen,
En het leed vermomd;
Zy alleen die vreugde zaeijen,
Zullen vrede en ruste maeijen,
Als de grysheid komt.
Adeldom en laeg gepeupel,
Oud en jong en regt en kreupel,
Alles is vermomd;
Op! met kolf en rinkelkappen,
Laet het uertje niet ontsnappen,
Komt, gezellen, komt!
1843. |
|