Volledige werken. Deel 2
(1884)–Theodoor van Rijswijck– Auteursrecht onbekend
[pagina 246]
| |
Ode by de Eerste Verjaring der Opening van de Yzeren Spoorbaen tusschen Antwerpen en Keulen
| |
[pagina 247]
| |
Geen herftstschok zal de viering hindren,
Geen najaersvlaeg de vreugd vermindren,
Uit onzen boezem opgeweld.
En telkens als het zal verjaren,
Herin'ren wy dit broederfeest;
Dan zullen wy met blyden geest,
Ons in een ruimen cirkel scharen;
Om op echtvaderlandsche altaren,
In schaduw van olyf en palm,
By 't stygen van den wierook walm,
En 't schaetren van den jubelgalm,
Onze offers onderling te plengen;
Der vriendschap hulde en dank te brengen,
Die Ambiorix teelt aen Herman's kroost verbond,
En elken grens verdreef van der Teutonen grond.
Zoo zullen wy, na later jaren,
De vruchten onzer vlyt vergaêren,
En dankbaer zal de naneef zyn,
Als hy den blik werpt in 't verleden,
En napeinst welke reuzenschreden
De vaedren van de Schelde deden,
Met hunne broedren van den Rhyn.
Zoo blyft de handel immer groeijen.
De nyverheid bestendig bloeijen,
En schittren voor Europa's oog;
Zoo klinkt de glorie dezer landen
Eens aen de verstgelegen stranden;
Zoo ryst het werkstuk onzer handen,
Als Keulen's kerkbouw eens omhoog.
Herin'ren we ons dan aen die stonden
Die Belgien aen Germanje bonden,
En zeegnen wy dien grooten dag,
Die de afstand ylings deed verzwinden;
Die landen kwam te zamen binden;
Ons op den adem van de winden,
Verplaetste als door een tooverslag.
| |
[pagina 248]
| |
Poog het der toekomst te bewaren,
Boek het in uw gewyde blaêren,
ô Muze van de poëzy!
De kunst heeft het in brons gedreven;Ga naar voetnoot(1)
Zoo blyft ons deugd en roemryk streven,
Ten voordeel aen de later neven,
Gewis de volgende eeuwen by.
Komt, duitsche broeders! Feestgenooten!
Moog niets ons werk aen duigen stooten,
Dat ons zoo innerlyk verbond,
Komt, klinkt de schuimende bokalen,
Dat de echo's van de ruime zalen,
In harmonie den kreet herhalen:
Heil! Belgies- en Germanjes grond!
|
|