Tweede boek
6 november 1944
Het is misschien goed de draad van dit dagboek weer op te vatten vóór het einde van de oorlog, nu God bezig is de laatste zware loodjes over ons af te wegen. Maar ook nu wordt alleen opgeschreven wat de ‘onverstoorbare’ kant van ons leven raakt.
Electrische klokken staan stil bij gebrek aan stroom. Ook een stilstaande klok geeft wel eens een minuut lang de juiste tijd aan. Welbezien twee keer in een etmaal!
Wat ik in de breedte schijn te verliezen (publieke bekendheid en waardering) win ik wellicht in de diepte (vriendschap en vertrouwen van enkelingen).
Op de Blaak trokken vroeger mariniers met muziek voorbij. Onmiddellijk ontstonden er debatten over bewapening, oorlog enzovoort. Zodra de mensen iets zien, gehoorzamen ze aan een onbewuste drang hun oordeel over het geziene te geven en dat aan anderen op te leggen. Dit geldt ook van personen. Ik zie die noodzakelijkheid van onmiddellijk te moeten oordelen, ja van oordelen überhaupt, steeds minder in; mijn oordeel wordt trager.
Oude composities, uit de jaren 1912 tot 1916, die niemand kent en die ik ook niet meer bezit, leven nog in mij als wonderlijke anachronismen. Er is er een bij, uit 1910 meen ik, begonnen als een soort koorzang met orkestbegeleiding (maar gespeeld op een harmonium) op het ritme van de woorden: ‘Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?’, dat in zijn onbeholpenheid een sterk hymnisch karakter draagt en waarin ik nu heel veel hoor wat ik toen niet wist en wat ik ook nu nog niet kan uit-spreken: een zich voltrekkende overgave aan de Heiland en een muzikale voorafspiegeling van mijn leven en sterven. Vooral het versnellende slot; het zich eindelijk, met een nauwelijks bedwongen vaart,