30 januari 1941
Waarom spreekt men, wanneer sommigen de levensverschijnselen-en ik denk hier natuurlijk met name aan cultuur en kunst-tot de grond toe willen begrijpen, terstond over intellectualisme of iets dergelijks? Wie op een enkel punt werkelijk zover gegaan is als hij bij machte is te gaan, heeft is het geheel niet het gevoel iets groots in het ‘verstandelijke’ te hebben bereikt. Hij denkt zelfs in het geheel niet aan ‘verstand’, en nog minder meent hij iets te hebben bereikt, dan misschien alleen dat hij zijn ogen heeft geopend en nu ziet en onderscheidt. Het is dus geen einde, maar het primitiefste begin, het begin om te beginnen. Omdat velen er genoegen mee nemen in de schemer te leven, zouden daarom sommige anderen niet mogen willen werken en leven bij licht?