3 november 1940
Het is een van de meest intense vreugden die op aarde mogelijk zijn, een uiting van geloof te horen uit de mond van een van je kinderen.
Men kan zichzelf nog zo verachten, men moet het toch met zichzelf doen. Volledige zelfkennis in christelijke zin moet mogelijk zijn, zonder dat er een minderwaardigheidsgevoel tegenover mensen uit ontstaat.
Vanmorgen door de radio sprak een pater over de storm op het meer van Gennesareth. Er ontstonden daar grote temperatuurverschillen en daardoor geweldige winden, die het water bijna tot de bodem beroerden. De discipelen voeren in de voornacht uit, op Jezus' woord, ofschoon ze het gevaar konden vermoeden. Maar toen de storm werkelijkheid werd en Jezus sliep, werden ze bang. Deze, half gehoorde toespraak - we liepen de kamer in en uit - had voor mij twee buitengewoon aantrekkelijke aspecten. Het eerste was een esthetisch aspect. Ik zag een maximum aan beweging en beroering in een betrekkelijk kleine en besloten omgeving. Het gehoorde styleerde zichzelf bijna tot een kunstvoorwerp. Een geweldig golfdal, bijna tot de bodem van de zee en het schip omhooggeslingerd op de top van een golf. Maar dit alles als het ware in een lijst. Het meer van Gennesareth.
Het tweede was een godsdienstig aspect. Jezus sliep vast, met het hoofd op een kussen, in het schip. Hij is het Woord, door wie alles geschapen is. Bij Hem is men veilig aan het hart der dingen, veilig aan het hart der natuur, omdat men veilig is aan Jezus' hart.
Maar evenmin als het mogelijk is precies aan te geven waar de ziel begint en het lichaam eindigt, evenmin kan men zeggen dat het esthetisch aspect precies hiér, of dáár, overgaat in het religieuze aspect. Hoogste rust in de geweldigste beroering doet zich bij beide aspecten aan ons voor.
In het donker van de verduisterde stad voel ik me soms wonderlijk rustig. Ik vind het prettig me in 't donker te behelpen en vooral op bekend terrein, binnen- of buitenshuis, me te verbeelden dat ik alles kan zien en me voor te stellen