| |
| |
| |
Dertiende tooneel.
Wolfardus van Warrewyk, Reinhart, Jannetje.
HOe, wat 's dat te zeggen, is hier noch geen Kurateur?
Jannetje, in 't weggaan, tegen Reinhart.
Je hebt myn meening wel gevat, je moet je aan een dukaat, of twintig, niet binden.
ô! Serviteur, myn Heer en vriend, hoe, kom ik jou hier te vinden?
Ik hoop niet, dat gy mee by den Failliet zyt geïntresseert.
Zou ik niet, Sinjeur Wolfardus? ik ben 'er half door geruïneert.
Half geruïneert, zegt gy? dat spyt me zeker, van uwent wegen.
Maar hoe is 't mogelyk, dat hy by u zoo veel kredit heeft gekreegen:
Want hy heeft al lang, by veel menschen, in een quaad blaadje gestaan.
Hoor, Monsieur Wolfardus, wy zyn te goeije vrinden, om voor malkander mank te gaan,
Ik weet, dat hy al zyn Krediteurs gemakkelyk kan betaalen.
Betaalen! wel waar of hy dat doch van daan zou halen?
Zyn schuld is, na 'k gehoord heb, een groote toune goud.
| |
| |
Dat zal ik hem zelfs wel zeggen, waar hy 't van daan zal haalen: 'k weet waar hy zich onthoud.
Ja, weet je dat! dat 's goed! 'k zou 't je, uit grond van myn hart, wel gunnen.
De hospes, daar hy logeert, zou 'k met een natte vinger wel beloopen kunnen.
Ik denk niet, myn vriend, dat je meend, dat hy tot mynent is.
Ja, daar is hy, Wolfardus; ik weet het geheim van de mis,
En heb al twee Schildwachten voor je huis gesteld, om hem te observeeren,
Tot ik permissie kryg, van hem, in je huis, te apprehendeeren.
Wat droes of hem dat gezeid heeft?
My dunkt, je staat 'er voor versteld.
Die dat zegt, heeft je een groote leugen op de mouw gespeld.
Hoe! zou ik den Failliet, om dat ik hem bedien, juist moeten logeeren?
Hoor eens, myn vriend, de tyd lyd niet, dat we daar langer over disputeeren;
Ik meen 't aanstonds in 't werk te stellen, het geen ik heb gezegt.
Waarlyk, Monsieur Reinhart, je bent qualyk onderrecht.
| |
| |
Reinhart, dreigende weg te gaan.
Dat is tot daar aan toe, ik meen 'er een proef van te neemen.
Maar hoor; zoo haastig niet.
'k Zeg noch, 'k verlies maar tyd, met dat teemen.
Ik meende, dat je myn vriend waart, gelyk je altyd hebt geprote steerd;
Maar 'k zie, dat je, als al je Konfraters, de vriendschap, naar je intrest, proportioneerd.
Wat zou 'k doen? 'k wou, dat ik je helpen kon, in deze verwarde zaaken.
Je kunt me gelukkig, en den Failliet weêr tot een eerlyk man maaken.
Dat zal ik je zeggen: de Failliet, stel ik, heb ik in myn macht.
Als ik hem nu met de Schout licht, word hy zeker achter af gebracht:
Daar hy in tegendeel, voor de waereld, zou blyven buiten schanden,
Zoo je hem, door de een of andre streek, stil kunt leveren in myn handen.
Wel, posito, ik wist nu al, waar hy was, en kon hem, door de een, of andre schyn,
Stil in je handen leveren, hoe zou het dan vorder met hem zyn?
Ik zou hem, zyns ondanks, salveeren, en de boedel van de kamer houwen,
| |
| |
Zyn Krediteuren voldoen, en zyn Dochter, daar ik aan verloofd ben, trouwen.
Als 't in myn macht was, ik deê het; want dan bleef hy, als gy zegt, een eerlyk man.
Laat ons daar niet meer over talmen, of 't in je macht is, ik ben daar verzekerd van.
Gy zult mogelyk op 't salaris zien, dat je, by zyn bankrot, uit zult winnen:
Maar ke daar, daar is myn goudbeurs, daar, naar myn gissing, twee honderd dukaaten in binnen.
Ik beken, ik zou 'er wel een zakje dukatons uit konnen haalen, al was 't tweemaal geteld;
Maar als ik dit deed, zou ik het uit vriendschap doen, en niet om het geld.
Want men heeft my, in zulk een okasie, wel eens zoo veel durven bieden.
't Is wel waar, dat dit een goed inzicht heeft, en zelfs ten besten van den Failliet zou geschieden;
Maar het volk zou even wel zeggen, dat ik door geld...
Het volk, ja zelfs de Falliet,
Hoeft niet eens te weeten, dat de aanslag met je kennis is geschied.
Zelfs de Falliet niet! op wat voor een wys zou men dat dan klaaren?
Maak hem wys, dat hy, in 't ingaan van uw huis, ontdekt is, door een van zyn schuldenaaren,
En dat hy derhalven prykel loopt, om van daar uitgeligt te worden, met de Schout,
Zoo hy zich elders niet, vermomt, retireerd, en uit de kinken houd.
| |
| |
Ha! ha! un bon entendeur ne faut qu'une demi parole;
Dat heb je admirabel wel bedacht, by myn zoolen.
Dan zou je de verpluimde veugel in de vlucht slaan, als hy quam buiten de deur:
Fiat, ik zal den aanslag waagen, ter liefde van den inventeur,
En uit consideratie van de Falliets Vrouw, die van zulk een fraai geslacht is.
Wel, ga dan voor uit; ik zal hem voor je deur waar neemen.
't Is wel, 'k zal maaken, dat hy in je macht is.
|
|