| |
| |
| |
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe
| |
| |
| |
[Voorwoord.]
Het is mijn voornemen geweest, een reeks romans te schrijven, die elk afzonderlijk een geheel vormden, dus geen vervolgen op elkander waren, maar toch in zooverre verband hielden met elkaar, dat dezelfde personen er in voorkwamen, en die ik samenvatte onder den algemeenen titel: Zijden en Keerzijden.
Huize ter Aar (1905), waarin de suiker-crisis behandeld wordt, vormt van dezen cyclus den oorsprong-roman; Het leege Leven (1906) was daarvan het tweede; de sport-roman Arl (1907) het derde; Achter de Wereld (1908) het vierde; Vrije Kracht, uit het Leven van Odilia Berghem, medisch Studente (1909) het vijfde; De Illusie der doode Menschen (1910) het zesde; de roman van kinderleven Naar het levend Model, de Kinderen van Huize ter Aar (1911) het zevende; Liefde's Schijn (1912), Haagsche roman, het achtste; Gelukkige Menschen, roman, spelende in de hofkringen (1913) het negende; Sint Hubertus, roman van het groene Gilde (1914) het tiende; De groote Voltige, circusroman (1915) het elfde; Câline, roman uit het Parijsche Leven (1916) het twaalfde; Durate, roman uit den handel-drijvenden Middenstand, het dertiende; de familie-roman Het gevleugelde Wiel (1918) het | |
| |
veertiende; (met de woorden Het gevleugelde Wiel wordt bedoeld het mythologische rad van Fortuna, waarop de godin van het toeval geblinddoekt staat, en dat haar wisselend voert van hoog naar laag, van laag weer naar hoog. Met dit boek heb ik geen historischen roman willen geven, alleen getracht naar een zoo getrouw en levendig mogelijk beeld van een gezin uit de vorige eeuw, en hiervoor stond mij een uitgebreid familie-archief ten dienste met authentieke bescheiden; de hoofdzaken in dezen roman zijn dan ook waar gebeurd.) ‘Alarm!’, militaire roman, waarin de beide expedities naar Lombok in het jaar 1894 worden beschreven, het vijftiende; (de hoofdzaak is in dezen roman het psychische leven van Otto, en de oorlogsomstandigheden vormen slechts het milieu, en tegelijk den achtergrond van het zielsgebeuren.) In 's Heiligen Bureaucratius' Rijk, roman uit de Haagsche ambtenaarswereld, is thans het zestiende, - en laatste boek. Zooals uit den titel blijkt, speelt deze roman in de Haagsche ambtenaarskringen; ter voorkoming nu van misverstand, en om te vermijden, dat men zou denken, bestaande personen te zullen zien optreden, stel ik er prijs op, nadrukkelijk mede te deelen, dat alle ambtenaarsfiguren in dezen roman geheel fictief zijn. Om dit goed te doen begrijpen, heb ik gemeend, een niet bestaand Ministerie te moeten scheppen, dat ik genoemd heb: Departement van Maatschappelijke Voorzorgen. Is evenwel deze naam een fantasie, het verkeer en bedrijf aan dit Ministerie, de omgang der ambtenaren onderling, de | |
| |
werkzaamheden enzoovoort, zijn alle realistisch naar het leven beschreven.
En hiermede, met dit zestiende deel, is thans de taak, die ik mijzelve had opgelegd, ten einde, - een taak, die mij heel dierbaar is geweest, en die ik met den liefdevolsten aandrang en de zorgvuldigste toewijding, naar mijn beste weten en kunnen heb vervuld. Aan elk boek weer opnieuw heb ik mijn algeheele belangstellende aandacht gewijd; en ik geloof gerust te mogen zeggen, dat ieder deel van den cyclus dan ook verzorgd is tot in de kleinste details. In de serie Zijden en Keerzijden treft men romans aan uit de meest verschillende milieu's; ik noem b.v. Arl (rensport); Sint Hubertus (de jacht); De groote Voltige (circusroman); Naar het levend Model, geeft een roman van kinderleven; Het leege Leven; Liefde's Schijn; Gelukkige Menschen (spelende in de hof-kringen) zijn mondaine Haagsche romans; in Achter de Wereld en De Illusie der doode Menschen wordt het bestaan geschilderd van menschen, die buiten het eigenlijke leven leven. Câline schetst het leven te Parijs der ‘grande demi-mondaine’; in Huize ter Aar wordt de ontzettende catastrophe der suikercrisis behandeld; in Het gevleugelde Wiel krijgt men een historisch overzicht van het huiselijke leven eener familie uit de vorige eeuw; Vrije Kracht is een studenten-roman; ‘Alarm!’ valt voor op het oorlogstooneel; Durate is een roman uit den | |
| |
handeldrijvenden middenstand, Sint Bureaucratius uit de Haagsche ambtenaarswereld.
Om al deze verschillende sferen voldoende te kunnen beheerschen, heb ik vooraf mijn studies moeten maken, die vaak van zeer langdurigen aard zijn geweest. Voor den ‘medischen’ roman Vrije Kracht nam ik eenige maanden les bij een dokter; voor de beschrijving der verschillende antiquiteiten in Durate was ik verplicht zeer lange voorstudies te maken; en evenzoo voor Arl, Sint Hubertus, Câline, Het gevleugelde Wiel; terwijl het doorwerken van het groote familie-archief voor den roman Huize ter Aar mij zeer veel inspanning en tijd heeft gekost. Aan De groote Voltige zijn jaren van studie en observatie vooraf gegaan; het allermoeilijkste is voor mij geweest ‘Alarm!’ waartoe ik tien jaren lang mij voorbereidde en gegevens verzamelde, eer ik er aan durfde beginnen. Waarlijk, het is niet om mijzelf te prijzen, maar ik ben er met een heerlijke zekerheid van overtuigd, dat ik nooit eenige moeite heb ontzien, nooit voor eenige inspanning heb geschroomd, om mijn werk te doen zoo goed als mij dat maar mogelijk was. Men verbeeldt zich misschien, dat ik, omdat ik zooveel schrijf, te haastig, te vluchtig zou werken, - en niets is minder waar, dat durf ik gerust te zeggen. Want mijn werk is mij heilig, en ik wijd er mij aan toe met een volkomen liefde en een onafgebroken, minutieuse zorg. Al mijn uitgevers zullen dan ook kunnen getuigen, dat mijn copie steeds in onberispelijken vorm ter zetterij afgeleverd wordt. Het heele geheim van mijn | |
| |
‘veelschrijverij’, - (die men mij wel eens verwijt... waarom, waarom toch! als mij nu eenmaal de lust en de kracht en de fantasie is gegeven en ook de gelukkige gave, waardoor ‘schrijven’ voor mij iets even natuurlijks en van-zelf-sprekends is als ademen of mij bewegen!) dat heele geheim bestaat hierin, dat mijn gansche leven is ingericht op mijn werk, dat ik geregeld arbeid (evenals Elisabeth Barrett - Browning ben ook ik een firm believer in working steadily elken dag weer opnieuw...) en dat ik alle ‘odds and ends’ van den tijd gebruik, en nooit één seconde daarvan laat verloren gaan. Het is wonderlijk en verrassend, hoeveel men op deze manier tot stand brengen kan!...
In de zestien deelen der serie Zijden en Keerzijden vindt men de levensgeschiedenis van een groote familie in al hare vertakkingen. De lijstjes voorin elk deel geven op de duidelijkste wijze aan, welke personen in dien roman optreden.
(Mag ik hier even een woord zeggen over die, bij de eerste boeken, veel-besproken, veel-bestreden lijstjes? Wat men er tegen had, heb ik nooit goed begrepen. Ik trof ze indertijd aan in een uitgave van Engelsche boeken, welke serie Half-forgotten books heette, (waarin o.a. verschenen Mrs. Radcliffe's The Mysteries of Udolpho en William Godwin's Caleb Williams) en ik vond ze uitermate practisch en bizonder geschikt voor mijn doel.)
Wil een lezer dus weten, in welk boek een bepaald persoon optreedt, dan heeft hij niets anders te doen, als even de lijstjes door te zien.
In den ‘oorsprong-roman’ Huize ter Aar (waarbij | |
| |
Naar het levend Model, de Kinderen van Huize ter Aar zich direct aansluit) vindt men de samenstelling der familie. Ik zal hieronder de verschillende leden opnoemen met vermelding der hunbetreffende romans.
1. |
Alexander Berghem van ter Aar, (Huize ter Aar; Naar het levend Model). |
2 en 3. |
Adele-Eva, zijn dochters, (Het leege Leven). |
2a. |
Rolf, zoon van Adèle, |
3a en 3b. |
Célie en Lisa, dochters van Eva, (Liefde's Schijn). |
2b. |
Josephine, dochter van Adèle, (Gelukkige Menschen). |
4. |
Charles, zoon van Alexander, (Arl). |
5 en 6. |
Otto-Phinie, zoon en dochter van Alexander, (Het leege Leven; ‘Alarm!’). |
7. |
Reinout, zoon van Alexander, (Gelukkige Menschen; Sint Hubertus). |
8. |
Odilia, dochter van Alexander, (Vrije Kracht). |
9 en 10. |
Charlotte en Carel, vrouw en zoon van Alexander's broer Carel, (De Illusie der doode Menschen). |
11. |
Amélie, dochter van Alexander's broer Oscar, (Achter de Wereld). |
| |
| |
11a. |
Câline, dochter van Amélie, (Câline). |
11b. |
Jan, zoon van Amélie, (De groote Voltige; Durate). |
12. |
Otto, broer van Alexander, (Het gevleugelde Wiel). |
13. |
George van Claermont, zoon van Alexander's zuster Adèle. |
13a. |
Marianne, zijn dochter. |
14. |
Adèle Verstraeten, zuster van George van Claermont, dochter van Alexander's zuster Adèle. |
14a. |
Miliane Verstraeten, haar dochter. |
15. |
Robert van Claermont, kleinzoon van Alexander's zuster Adèle. (Sint Bureaucratius). |
Blij ben ik en voldaan, dat ik dezen cyclus heb kunnen en mogen voltooien; het geeft een groote bevrediging, als men een taak, die men eenmaal als een reuzen-arbeid voor zich zag, gelukkig ten einde heeft gebracht.
En hiermede dank aan allen, die mij op de vriendelijkste wijze behulpzaam zijn geweest, en die mij in de gelegenheid stelden, een inzage te krijgen in voor mij vreemde milieu's, en die mij daardoor mijn studies hebben vergemakkelijkt - en dank ook aan al mijn welwillende lezers.
DE SCHRIJFSTER.
's-Gravenhage, 1920.
|
|