'Ik'
(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 44]
| |
bleef, om die lieve, die ook nog erg ontdaan was, wat te kalmeeren en op te beuren, ging ik dadelijk naar Meta. In de kamer was het donker, en zij lag zóo stil, dat ik hoopte, dat ze nu eindelijk tot rust was gekomen. Maar nauwelijks had zij mij gehoord, of zij riep mij bij zich, en toen ik haar zoende, begon zij weer in mijn armen te snikken. Ik zei niets... alleen een enkel vaag woord nu en dan... maar zij huilde zóo, dat ik ten slotte zei: Ik zal Fred 's roepen... denkende, dat zij dan wat bedaren zou. Maar zij hield mij tegen, en zei: - Heeft Ma je niets gezegd?... - Nee, nog niets... Maar wàt moest Ma me zeggen?... Spreek jij maar niet te veel... ik zal 't straks wel vragen... - Nee, 't is... - Wat is 't dan? - Dat... dat... ik kán 't nu niet meer zwijgen... 't heeft me al zóoveel moeite gekost... We zullen weer 'n kindje krijgen... en Lex wéét 't niet! Ze huilde zóo wanhopig, toen zij dat riep: en Lex wéét 't niet! dat ik haastig zei: - Wat mooi, wat goed van je! dat je 'm 't afscheid niet nóg zwaarder hebt gemaakt! Arm kind! wat moet 't je 'n moeite hebben gekost, om 't 'm te verbergen... - Ja... en nu weet 'k niet meer... of 't goed is, dat 'k 't 'm niet heb gezegd... - Natuurlijk, - natuurlijk is dat goed! 't Is prachtig van je! Bedenk toch 's, hoe ellendig 't | |
[pagina 45]
| |
'm moest zijn, je in zóo'n toestand achter te laten! Zegt Ma dat óok niet? - Ja, Ma zegt 't óok... - Als je nu weer wat beter ben... en je je heusch goed voelt, dan kan je 't 'm schrijven... En dan zullen wij hem tegelijk óok schrijven, om 'm te zeggen, dat je wérkelijk flink en gezond ben... - Ja... zei Meta. Ze was zóo uitgeput, dat ze bijna niet meer spreken kon. Ik bleef nog stil wat bij haar zitten, en haalde toen Sandertje, om hem naar bed te brengen. |
|