Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| |
5[regelnummer]
Wanneer nu vanden rou de dagen sijn verlopen
Soo doetment testament voor aller ogen open
Alwaer dan yder een vernemet voor gewis
Wie datter is bedacht, en wie vergeten is:
Des hemels eygenaer opt eynde van sijn levenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Een heerlijck testament sijn vrienden heeft gegeven,
T'welck bondich ende vast voor eeuwich is gemaecktGa naar voetnoot11
Dewijl de dode hant daer tusschen is geraeckt;Ga naar voetnoot12
Den rouw na sijn versterf geduerde vijftich dagen,Ga naar voetnoot13
Doe sant hy wt de hoochd' met buyen ende vlagenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Sichtbaerlijck sijnen Geest, de kercke tot een gift,
Die brack de segels los en opende de schrift:Ga naar voetnoot16
Daer sachmen wonder dinck, de kinders afgesneden,Ga naar voetnoot17
Het erfenis gedeylt aen Parthen ende Meden,Ga naar voetnoot18
Aen Cappadociers, aent volck van Phrygia,
20[regelnummer]
Van Pontus, van den Nijl, vant sandich Africa,
De Moor, den Abissyn, t'is al vervult met schatten,
Met schatten die voorwaer de werelt niet can vatten.
De kinders na de wet, al hebben sijt verbeurt,
En is niet hopeloos het erve afgekeurt,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer, willens' wt genae mee werden aengenomen
En niet vergevelijck op haer geboorte romen,
Daer is genoech voor haer, voor ons, voor alle-man
Die slechs den rijcken God het toebetrouwen can.Ga naar voetnoot28
Wiens goetheyt noch ter tijt voor niemant is gemindertGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Wanneer het ongeloof hem daer niet van en hindert.
|
|