Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendSatan gebonden.Gelijck een dullen hont die menich heeft gebeten
Nu liggende wel vast gesloten aen een keten
De moede wandelaers aenblaffet even stijf,Ga naar voetnoot3
En met een fel gesnau haer vliegende na t'lijf
5[regelnummer]
Doet wijcken wte wech die hem sijn ongewennet,
Maer die sijn meester weet en sijne banden kennet
Gaet sonder achterdocht en keert hem nergens anGa naar voetnoot7
Versekert dat hy doch niet verre springen can:
So gatet ons met dy, ô Satan, dien de sonden
10[regelnummer]
Wel gaven grote macht, maer een heeft u gebonden;
Die, of ghy hoge brult, u niet laet wyder gaen
Als sijne hant belieft. dies wy van nu voortaen
Op Godes vry geley by dagen en by nachten
Gaen vrolijck onsen pat en dijner niet en achten.
|