Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendIck sal u verquicken.Ga naar voetnoot*Ghy die gewone sijt d'ellendigen te helpen
Wilt mijnen groten druck, ô Salichmaker stelpen.
Drie arme tollenaers hebdy insonderheyt
Wt haren droeven stant gebracht in eerlijckheyt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die inden tempel bat, den wereltschen Matthaeum,Ga naar voetnoot5
En den (voor sijne boet) misdadigen Zachaeum.Ga naar voetnoot6
Ghy hebtse goedichlijck gemaeckt van quale vry:
Ah Heere! laet doch toe dat ick de vierde sy.
Drie menschen bedderee geraeckt in al haer ledenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hebt ghy gerichtet op na vuerige gebeden,
Den gichtigen die tot u daelde van het dack,Ga naar voetnoot11
Den crancken by het badt in pijn en ongemack,Ga naar voetnoot12
De vrou die vanden geest was schrickelijck gebonden:Ga naar voetnoot13
Ghy hebbet haer voor al vergeven hare sondenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
En daer na door u woort genesen alle dry:
Ah Heere! latet toe dat ick de vierde sy.
Drie doden hebdy Heer verwecket totten leven;
Den soon der weduwe sijn crachten weer-gegeven,Ga naar voetnoot18
Jaïri dochterken, en Lazaro daer by:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ah heylant! laetet toe dat ick de vierde sy.
|
|