Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendDe laetste woorden Davids. WT 2. Sam. 23. 1.Op de wijse van den 110. Psalm.1.
Dit zijn de ree'n die David heeft gesproken
Van Isaï den laest-geboren soon,
Wiens hooft de Heer van balsem heeft doen roken
Om-luystert met een conincklijcke croon.
2.
5[regelnummer]
Dien sanger, die sijn hooch-gestemde snaren
De luyden met een goddelijck geclanckGa naar voetnoot6
| |
[pagina 92]
| |
Om roemen steets den Heere der heyrscharen
En Israel te leeren lof en danck. [:]
3.
Des Heeren Geest heeft mijnen geest verlichtet,
10[regelnummer]
En mijne tong' vercoren tot sijn tolck,
Hy sey: doet recht ghy die de werelt richtet,
En vreset God ghy hoeders van mijn volck.
4.
Soo sal u staet in eere sijn gesegent,
Gelijck de son oprijsend' wtet oost
15[regelnummer]
Het jonge gras na dattet is beregent
Doort bruyne swerck aen-dringende vertroost.Ga naar voetnoot16
5.
Of nu mijn huys, eylaes! is vol gebreken,
En hem niet dient gelijck het wel behoort
Sijn vast besluyt sal hy nochtans niet breken,
20[regelnummer]
Sijn eeuwich bont moet dueren voort en voort.
6.
Hoewel hy my by-wijl oock niet bedouwet
Maer droget wt als een versaluwt loof,Ga naar voetnoot22
Mijn heyl nochtans blijft staech op hem gebouwet
Door een oprecht beclijvende geloof.
7.
25[regelnummer]
Maer t'bose saet is als de doren-struycken
Die met gewelt men worpet wt het lant,
En niemant can daer vruchten rijp af pluycken,
Maer diese raeckt bebloedense de hant.
8.
So yemant die wil veylichlijck aen-randen
30[regelnummer]
Die wapen hem met yser, snij-se of
En steeckse aen. sy moeten doch verbranden
En worden tsaem als een verwaeyet stof.
|
|