Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendEere.Wie sydy eele maecht vol schoonheyt en vol jeugde?
Ick ben de hooge Eer, de dochter vande Deugde.
Wie sijnse die soo dick ront-om u henen staen?
T'sijn vryers die omt seerst my lopen achter aen.
5[regelnummer]
Wie heeft doch het geluck dat ghy hem weder minnet?
Niet een van dese die op my soo sijn ontsinnet.Ga naar voetnoot6
Hoe comt dat altemael ghy haer den necke biedt?
Dit's d'oorsaeck: Ick en trou buyten mijn moeder niet,
Wanneer my die een man ten houwelijck wil geven
10[regelnummer]
Al liep hy voor my wech noch sal ick met hem leven.
|
|