Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 67]
| |
Quaet-spreken.Opt breetste vanden Rijn, alwaer de seven bergenGa naar voetnoot1
De clappende godin onsienelijck verbergen,Ga naar voetnoot2
Soo yemant eenmael roept al is hy vry wat veer
Hy crijcht tot seven-mael sijn eygen stemme weer:
5[regelnummer]
Het gaet al even-eens de spitse laster-tongen.
Sy hebben eens voor al (dat seggense) bedongen
Gelijckmen roepet in, te roepen wt het wout:
En een oneffen woort wort van haer sevenvoutGa naar voetnoot8
Met clinckenden alloy opt spoedichste betalet.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dies diese minst aenroert de minste schand' behalet.
|