Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |
Giericheyt.Die Midas Esel-oor ons hebben voorgeschrevenGa naar voetnoot1
En tot een beeltenis der gierigaerts gegeven
(Die alle dinck in gout veranderd' en den dwaesGa naar voetnoot3
Most missen naderhant het nodich magen-aes)
5[regelnummer]
Die hebben groot gelijck. want siet eens dese schrapers,
Dees sacken sonder gront, dees nimmer sadde gapers,
Sy connen meesterlijck van alles maken gout,
Van coren, en van wijn, van steen, van been, van hout,
Van alles wetense te smeden roode schijven:
10[regelnummer]
Maer alsset is vergaert soo moetet liggen blijven,
End' hebben nauwelijcx voor haren suyren sweet
Een smakelijcken dronck of eenen soeten beet.
Sijn dese luyden niet tot arremoe geboren?
En sijnse niet wel weert te dragen esels oren?
|
|