Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendOnderdeel des werelts.Ga naar voetnoot*De assen die het wiel des werelts omme dragen,Ga naar voetnoot1
Met nagelen van gout soo rijckelijck beslagen,Ga naar voetnoot2
En toonen ons den schat daer van niet int geheel,
Maer onder onsen voet daer schuylt het ander deel.
5[regelnummer]
Alwaer oock menschen zijn die onse mane kennet,
Daer alle avonden de Son sijn wagen mennet;
Oock sterren, als by ons, verheugen haer gesicht.
Een sterre is alleen die schoonder ons verlicht,
De Sterre die wel-eer wt Jacob is geresen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Bestraelde die haer mee, hoe heerlijck soudet wesen!
Doch twijfelt niet; de tijt comt dat hij boven hoop
Tot haer oock nemen sal zijn wonderlycken loop.
|
|