De nieuwe Harleveense doedel-sak
(1721)–Casper van Regten– Auteursrechtvrijkweelende boere-deunen, minne-klagten, harders-zangen , drinkliederen, en klugten. Alle op bekende voysen
Voys: Brussel, Bruggen en Gente.
Iapik.
Laysje je bent een mayt,
So schoon as een kan weezen:
Wel dubbeld waert gevrayt,
Ag mogt ik hoopen op gena,
So waar mayn payn genezen,
Met het woordje ja.
Lysje.
He Iapik malle guyt,
Ben ik zo schoon en aardig,
Dat gy mijn tot u Bruyd,
Wou kiezen neen gy meent het niet,
Daerom vertrek maer vaerdig,
Eer ik werd bespiet.
Iapik.
Ag schoone krullebol,
| |
[pagina 89]
| |
In ‘t Dorrep is geen schoonder,
Je bent gelyk een mol,
So zagt van Vel dat zweer ik jou,
Y maak me u Inwoonder,
En wor Iapiks Vrouw.
Lysje.
Iapik ben jy in staat,
Om het kosje te winnen,
So hebje door u praet,
Mijn sinnen over lang bekoort,
Ke daar ik zelje minnen,
Alsje hout u woort.
Iapik.
Gut mayt wat ben ik bly,
Daer moet ik u op zoenen,
Nu dat gy bend voor my,
Ik heb veel koeijen op me stal,
Dat zweer ik by mayn schoenen:
Negen in ‘t getal.
Ook heb ik Huys en Langt,
Veel hennen en veel haanen,
Mijn Boogaert vol geplangt;
Met d’alderbeste Boere Fruyt,
Gemaakt, met twee paar laanen,
Daer de vrugt langs spruyt.
Ook heb ik nog een paert,
En hongt en kat ook meeden,
Die snel ongs huys bewaart.
Ik hou veel duyven tot vermaak,
En nog meer Fraijigheden,
Want ik ben een snaek.
Ik heb een Karren Ton,
| |
[pagina 90]
| |
Gekuypt door ‘t hooft der snaaken,
So digt als hy maar kon,
Ik heb twee Emmers daar ik mee,
Mijn mellik kwyt kan raaken,
Als ik ga na Stee.
Een Wagen en nog meer,
Dat ik niet kan bedenken,
Ik kan na mijn begeer,
De kost wel winnen voor een Vrouw,
Ke daar ik wilje schenken,
Deze naalt op trouw.
Lysje.
Wel Iapik een haar naald,
En dat van Gout o waerden,
Ik wil dat gy ook praalt,
Met deeze ring ontfangt hem vrind,
Wy zijn nu eens op aarden,
Wyl gy mijn bemind.
Eynde. |
|