De nieuwe Harleveense doedel-sak
(1721)–Casper van Regten– Auteursrechtvrijkweelende boere-deunen, minne-klagten, harders-zangen , drinkliederen, en klugten. Alle op bekende voysen
[pagina 84]
| |
Voys: Prins Robberts Mars.
Outman.
Ag alderwaerste Engelin:
En schoonste die ‘er leeft,
Y toon mijn nu eens weder min
Wyl gy mijn hart vast heeft,
Ben ik wat out dat ‘s niet met al,
Ik heb veelgeld en goet,
Dat u gewis behagen zal;
Ik zoek wat Ionk en soet.
Ionge Dogter.
Weg Ouwe rogchel knorrepot;
‘k Lag om u geld en schat,
U neus die druypt en zit vol snot,
Daer by u bakhuys glat:
Gelijk een Aap sijn Poorte Fles;
Vertrek ô ouwe Bloed:
Gy past veel beter by een Bes;
Als by wat Ionks en zoet.
Outman.
Ag Lief een Bes behaegt mijn niet;
Gy bent die ik verkoor:
En die alleen mijn swaer verdriet?
Kunt helpen als ik hoor;
Het lieve Ia woord uyt u mond;
Wijl gy mijn Min dus voet:
Maak mijn dat bit ik weer gezond:
Ik zoek wat Ionks en zoet.
| |
[pagina 85]
| |
Ionge Dogter.
Y denk veel liever op een Kist;
‘t Sal u wat nutter zijn,
Onnoodig hier u tyd verkwist,
‘k Min Ionikhart wiens aenschijn:
Gelijk als een Adonus praelt,
Hy kwest mijn jonk gemoet:
U Geld niet by zijn schoonheyt haelt,
‘k Soek ook wat Ionks en soet.
Outman.
Wel Meysje maet wat scheeld mee dan
Ben ik te lomp van leen,
Dat gy mijn niet kiest voor u Man,
Daer ik u ongemeen:
Als een Leander min toedraeg,
Door een opregte gloet,
Og! sta mijn toe het geen ik vraeg,
Ik zoek wat Ionks en zoet.
Ionge Dogter.
Dat zoek ik mee daerom vertrek,
Ik schrik voor u gezigt,
Houd gy nog van de Min wel gek,
Je bend een aets te ligt.
Een Ionge Vrouw een Oudmans Graf:
So werd de Min wis roet,
Vry uws gelyk u Min is laf,
‘k Soek mee wat Ionks en zoet.
Weg ging het meysje en hy zag,
Gelyk een hoender dief,
Hy riep hou stant ag schoone ag,
Y geef gehoor mijn Lief,
o Wrede maegt wat bent gy wreet,
o Min, o min gy doet?
Mijn Branden als een Etna heet
Om een Meyt jonk en zoet.
|
|