Een soort monsterverbond dus tussen de krant en hem? In genen dele! Zo heeft hij, zo heb ik het nooit gevoeld. En zo is het ook nooit geweest. Al heel gauw werd “In de schaduw van gisteren” een der meest gelezen rubrieken in het zaterdagse supplement en kreeg de naam Sjoerd van Vliet een bekende klank ook bij die lezers die daar nog nooit van hadden gehoord en dus niet wisten dat onder deze naam een zekere Van Randwijk in de bezettingstijd actief was geweest. En lezers die dat wel wisten hebben, voor zover ik mij herinner, zelden of nooit bezwaren doen blijken tegen de politieke instelling van de auteur.
Dat wil niet zeggen, dat zijn bijdragen geen weerstanden bij de lezers opriepen. Enkele van zijn artikelen hadden een lawine van boze reacties ten gevolge, veelal uit kringen van hen, wier houding in de bezettingstijd in die artikelen met een kritisch oog werd beschouwd. Want hoe wijs ook jegens zijn vroegere vijanden, voor enig compromis was Van Randwijk niet te vinden.
Over de inhoud van de medewerkingsovereenkomst waren wij het samen al gauw eens.
Zo verscheen op zaterdag 24 december 1960 het eerste artikel van de reeks, die zich zou uitstrekken over een periode van bijna vijf jaar. Aldus werd de bezettingstijd op de voet gevolgd en verslagen, zij het ook twintig jaar na dato. Het slotartikel zag het licht op 8 mei 1965.
Niet eenmaal in die vijf jaar waren er strubbelingen tussen ons beiden over de inhoud. Een enkele maal - wanneer het uiterst delicate kwesties betrof - pleegden wij overleg. Dan was hij altijd bereid om naar raad te luisteren.
Eén artikel leverde hij grinnikend in met de opmerking: “Ik heb een venijnige passage over meneer X maar geschrapt; hij mocht eens abonnee van je krant zijn en opzeggen”. Onnodig te zeggen dat het niet zozeer de oplagecijfers waren die Van Randwijk bekommerden, als wel de vraag of in verantwoorde geschiedschrijving wel plaats is voor venijn. Door en door oprecht man als hij was, kon hij niet anders dan tot een negatief antwoord komen.
Zijn uitgevers weten hoe moeilijk het was om werk uit handen van Van Randwijk te krijgen, telefoontjes, telegrammen en sommaties ten spijt. Dat was helemaal geen luiheid of onwil van hem. Maar hij was nu eenmaal met honderd en één dingen tegelijk bezig. Des te meer voldoening heeft het ons gegeven, dat de artikelen van Sjoerd van Vliet jaar in jaar uit met een zeer behoorlijke regelmaat zijn verschenen, ook al heeft het er soms om gespannen wat het tijdstip van inlevering betrof.’
Tot zover Steketee.
Dat ‘In de schaduw van gisteren’ ten slotte een co-produktie is geworden van vier uitgevers, vereist enige toelichting: de twee reeds aangeduide uitgevers waren al lang vóór de oorlog met Van Randwijk bevriend en werkten, onder zijn bezielende leiding, tussen 1940 en 1945 én nog een tijd daarna met hem samen.
Met het illegale Parool onderhield hij als hoofdredacteur van Vrij Nederland nauwe betrekkingen, terwijl hij na de oorlog tot zijn dood deel uitmaakte van het curatorium van de Stichting Het Parool. Dat de huidige N.V. Weekbladpers Vrij Nederland als mede-uitgeefster optreedt, ligt voor de hand gezien de