| |
| |
| |
| |
| |
| |
Drie ware vrienden
De zon scheen al lang toen Mahinder wakker werd. Hij zag het door de spleet van het raam en het was al een beetje warm in de kamer. Rustig lag Mahinder naar de zonnestraal te kijken. Het was zo'n heerlijk gevoel dat hij vandaag niet vroeg hoefde op te staan .............. Vakantie ....... Lekker, vandaag was de eerste vakantiedag. Hee, kijk in de zonnestraal zag hij zoveel mooie kleuren. Net kleine lichtjes. Dat komt van het stof had Erik hem verteld.
Erik ......... Als Mahinder aan Erik dacht moest hij even lachen. Erik was zijn beste vriend. Nu hij aan Erik dacht moest hij toch wel snel opstaan. Gisteren had hij hem beloofd: ‘Ik kom morgen bij je spelen’. Misschien wachtte Erik nu al op hem. Mahinder stond snel op. Eerst de deken vouwen. Een echte deken was het niet. Gewoon blomzakken. Die had mai aan elkaar genaaid en goed schoon gewassen. Daarop sliep Mahinder. Eerst moest de papaja op de vloer gelegd worden en daarop kwam dan de deken van blomzakken. Maar het was toch lekker warm slapen.
| |
| |
| |
| |
Mahinder vouwde de deken op en rolde de papaja. Sita, zijn zusje, was niet meer in de kamer. Zij was zeker al vroeg opgestaan. Nu nog snel zijn tanden poetsen bij de kraan op het erf en dan een emmer water vullen voor een fris bad ........ Bij de kraan stond Sita met een lege jam fles. Zij was bezig de fles met water te vullen. Ze had er ook een beetje zeep in gedaan. Mahinder wist direkt wat ze zou gaan doen. Bellen blazen natuurlijk. Als mai het maar niet zag, want die zou heel boos worden; zo ging de zeep sneller op. Sita had ook een stokje van paragras in haar hand; om te blazen. Mahinder zette een boos gezicht en hij wees met zijn vinger. ‘Mai gaat boos worden’ zei hij. Sita zette haar vinger op de mond. Ssst ........ deed ze. Toch kon Mahinder niet echt boos zijn, want Sita was een lief meisje. Maar ja, hij was de oudste, hij zat al in de vijfde klas dus hij kon niet zomaar staan kijken hoe Sita de zeep vermorste. Hij trok haar even aan haar haar en nu keek ze ook boos. ‘Jo beest’, riep ze kwaad en Mahinder moest lachen om haar lange mond. Tuuutt ..... Hee, dat was de fluit van Erik. Dan was die zeker al lang gebaad. Nu deed Mahinder een beetje sneller. Wittiffie op zijn tandenborstel
| |
| |
en met een vaart poetsen. Terwijl hij zijn mond spoelde liep de emmer onder de kraan al vol. Met één hand tilde hij de emmer op. Tegen Sita riep hij: ‘strongman’. Mahinder wist dat hij sterk was. Als de jongens van zijn klas karate speelden won hij altijd. De badkamer was een klein houten huisje achter op het erf. Op de grond lagen vier planken en daarop moest je staan. Je moest dan met een blik, water uit de emmer scheppen en over je hoofd gooien. Mahinder sloot de deur. Toen zette hij de zeep tot dicht bij zijn neus en ademde diep. De zeep rook zo lekker, daarom gebruikte hij het overal. Van zijn haren tot zijn tenen. Nu nog wat water gooien en klaar was hij. Met een baddoek om zijn middel rende hij vlug op zijn slippers naar huis. Mai was in de keuken bezig vis te bakken. Dat vond Mahinder niet zo leuk want dan zou hij straks niet meer naar lekkere zeep ruiken maar naar vis.
Tuuuut ....... Dat was de fluit van Erik weer. ‘M'e kon’, riep Mahinder terug en snel trok hij zijn huisbroek aan. Nog een oude borstrok en klaar was hij. Met een vaart rende hij het huis
| |
| |
| |
| |
| |
| |
uit. Mai riep hem terug want hij had nog niet gegeten. Maar Mahinder had haast. ‘Ik kom straks eten’ riep hij. Erik stond op het trottoir. Hij was op blote voeten en zijn hemd stond helemaal open. Hij keek heel ongeduldig. ‘Mahinder, kom snel, ik zal je iets laten zien, een verrassing’.
Samen staken ze de straat over want Erik woonde aan de overkant op een groot erf. Het huis van Erik was het derde op het erf. Zijn moeder zat op het trapje voor het huis. Ze was bezig het haar van Martha te vlechten. Martha, dat is de zuster van Erik.
‘Dag buurvrouw.’ ‘Dag Mahinder’. De moeder van Erik keek vriendelijk. Erik had haast. Hij greep Mahinder aan zijn arm en trok hem mee naar achter het huis. En daar, .......... daar was de verrassing. Een oude fiets stond achter het huis. De zwarte verf was al grijs-bruin geworden en van het zadel was niet veel meer te zien dan de oude veren en rafels van touw en leer. De spaken waren verroest. Mahinder stond naar de fiets te kijken en hij zag dat Erik aan de bel trok. Kring krang ..... ging het. Erik vertelde vlug: ‘Het is de fiets van oom Willem. Hij heeft het gisteravond hier gelaten. Weet je niet, toen het zo hard re-
| |
| |
| |
| |
gende. Oom Willem is toen met een lijn 2 weggegaan want hij wou niet nat worden. Hij had nog maar pas de griep gehad. Nu is de fiets voor één dag van mij. Dat hebben we afgesproken. Oom Willem komt zijn fiets vanmiddag halen en tot dan mag ik erop rijden. Switie no’ Erik lachte vrolijk en hij gaf Mahinder een duw in zijn zij. Mahinder begon ook te lachen en probeerde de bel. Kring krang ...... Erik zei: ‘Ik heb het vanmorgen al geprobeerd. Het rijdt heel hard. Mahinder, probeer jij nu maar’. En Mahinder nam het stuur. De fiets was groot en het had een ‘stanga’. Daar zou Mahinder zeker niet over kunnen. Dan maar half eronder door. Mahinder zette een voet op een trapper en nam een poel. Mooi, het ging al aardig. Hij probeerde eerst nog met een zwaai zijn been over de stang te krijgen. Maar dat ging niet en hij slingerde. Pas op ........ bijna botste hij tegen de kersenboom die op het erf groeide. Hij probeerde het opnieuw. Weer een poel maar nu stak hij zijn voet onder de stang door naar de andere trapper. Zo ging het wel. Eén .... twee .... een .... twee. Mahinder reed eerst om de badkamer, dan om de kersenboom en daarna om het huis; het ging lekker. Erik rende achter hem aan. Stop .......
| |
| |
Nu was het Erik's beurt. Erik nam ook een poel en ook hij stak zijn been onder de stanga. Erik kon het al heel goed want hij reed harder dan Mahinder. Opgepast ...... daar was Martha. Kring krang ..... De bel deed het ook goed. Nu nog een scherpe bocht om de peperboom. Kijk daar stond Mahinder. Met zijn hand in de lucht. Fuuuuut ...... net een politieagent. Erik trok aan de rem. Ja hoor ...... de fiets hield stil vlak voor Mahinder. Ze moesten er allebei hard om lachen. Nu klom Mahinder achter op de fiets. Dat was een beetje zwaar voor Erik en eerste zwaaide de fiets een beetje naar links en rechts. Maar gelukkig, Erik kon het nog net vasthouden. Hij nam weer een poel. En daar reden de twee vrienden gezellig op de fiets van oom Willem. Eerst één ronde om het huis en de kerseboom. Dan om de peperboom en tenslotte tot voor op het erf dicht bij de straat. Martha stond op het trapje van het huis en ze keek vol bewondering. ‘Erik, breng me ook een beetje no’, riep ze. Erik reed tot voor het trapje en Mahinder sprong eraf. Hij hielp Martha om op de bagagedrager te klimmen. Het ging een beetje onhandig en de fiets kraakte. Nog een poel van Erik en daar reden ze weer. Kring krang. Dat was voor de
| |
| |
hond van buurvrouw. Fuuuut ...... Nu was Mahinder weer politieagent. En Erik trok hard aan de rem. Hee, pas op. Dat liep verkeerd. Erik en Martha slingerden op de fiets. Maar gelukkig ..... Mahinder schoot ze te hulp. Hij greep de bagagedrager stevig vast en de fiets stond stil. Beta ...... Beta ...... Dat was de stem van Mai. Mahinder moest naar huis.
‘Ik kom straks terug, ik ga even eten’, sprak hij. Toen ging hij naar huis. Mai had roti's gebakken. Lekker warm, en ook gebakken krobia's. Die had Mahinder's vader gisteravond meegebracht. Mahinder had haast. Hij at de roti zo snel als hij kon. Het was een beetje heet en hij moest blazen om het af te koelen. Maar hij had geen tijd om lang te eten. Hij dacht steeds aan de fiets van oom Willem. De zweetdruppels gleden van zijn voorhoofd; hij stak een groot stuk roti in zijn mond. Aauw ....... dat deed een beetje pijn op zijn tong. Sita zat rustig te eten en ze keek verbaasd naar die ‘akangswarie’. Gelukkig ..... het was op. Mahinder had er helemaal niet van genoten. En dat terwijl hij eigenlijk heel erg van roti met vis hield. Maar ja, hij kon nu aan niets anders denken dan aan de fiets. Nog snel zijn handen wassen en weg was hij.
| |
| |
| |
| |
Hij hoorde nog dat Mai hem terug riep, maar hij hield zich doof en stak snel de straat over.
Erik was bezig de fiets schoon te maken met een oude broek. Hij poetste de roestige spaken zodat er hier en daar een beetje glans kwam. Mahinder sloot zich aan. De bel werd losgeschroefd en Martha haalde een beetje olie uit de keuken. Hiermee werd de bel ingesmeerd en ook de modderkap en het stuur. En al gauw zag de fiets er een beetje beter uit. Het werk was klaar. De oude broek werd aan de waslijn gehangen en Erik nam de eerste rit op de ‘glimmende’ fiets. Toen was Mahinder aan de beurt en tenslotte mocht ook Martha het proberen. Maar die kon het niet. Ze was veel te kort en zelfs onder de stanga ging het niet. Tweemaal deed ze een poging, maar het lukte niet en ze werd er zelf verdrietig van. Erik trok haar zachtjes aan haar vlechten en zei lief: ‘Je mag steeds bij mij achterop zitten. Dat past meer voor een dame, mevrouw Martha’. Hiervan moest Martha zelf ook lachen. Erik zat weer op de fiets en hij reed langs alle drie huizen tot bijna op straat. Mahinder en Martha renden
| |
| |
achter hem aan. ‘Hee ......, ik weet wat, we gaan een klein rondje op straat maken’. Dit riep Erik en zijn ogen glinsterden ondeugend. Martha schudde haar hoofd. Dat mocht niet van oom Willem. Ze had zelf gehoord dat hij aan Erik had gezegd: ‘Je moet alleen op het erf rijden hoor. Op straat is het veel te gevaarlijk. Vooral jullie straat is erg druk’. Oom Willem had gelijk want in hun straat reden steeds lijnbussen op en neer. Je weet, die ‘wilde’ bussen rijden heel hard. Maar Erik keek niet naar Martha. Met een koppig gezicht keek hij naar de straat. Hij kon nu toch al aardig rijden en op het erf was het zo vervelend met al die peperbomen en kersenbomen. Neen, de straat, daar zou hij pas lekker op rijden. Mahinder keek ook naar de straat. Hij had er ook best zin in om op straat te gaan rijden. ‘Ik rij tot de hoek en dan terug’. Dat zei Erik. Hij nam een poel van het trotoir en weg was hij. Hij was helemaal niet bang. De juffrouw had hem op school geleerd dat je links moest rijden. In ons land hebben we links verkeer had ze uitgelegd. Hij reed dicht langs het trottoir. Mahinder en Martha keken hem na. Hij reed tot de hoek. Toen stak hij over en reed langs het ander trottoir terug. Op zijn gezicht was een brede
| |
| |
glimlach. Het ging heerlijk. Nu was Mahinder aan de beurt. Die durfde eerst niet. Hij was een beetje bang. Stel je eens voor, dat er iets misging. Mai zou boos worden. En als de fiets kapot ging was het helemaal een probleem, want Mahinder's vader zou geen nieuwe fiets kunnen kopen. Neen, Mahinder durfde echt niet. Hij zei het tegen Erik. Die werd een beetje boos. ‘Doe niet zo suf. Je kan toch rijden. Er gebeurt niets. Je doet net een bobo.’ Dat nam Mahinder niet. Hij was geen bobo. Hij nam de fiets. Snel keek hij naar de overkant om te zien of Mai niet zag wat hij zou gaan doen. Maar gelukkig, Mai was nergens te zien. Mahinder nam een poel van het trottoir en daar ging hij. Eerst trilden zijn knieën een beetje. Maar al gauw had hij alles goed in de hand. Hij reed op straat. Heerlijk ....... Hij voelde zich een grote man. Kring krang ........ Hij belde voor een hond. Die sprong snel opzij. Mahinder moest er om lachen. Tot de hoek reed hij en toen aan de overkant van de straat terug. Erik en Martha stonden hem lachend op te wachten en toen hij met piepende remmen stilhield klapte Martha verheugd in haar handen. In het zand was een lang remspoor en Mahinder voelde zich als een fietskampioen. Erik was weer
| |
| |
aan de beurt. Tot de hoek en toen ..... hee wat deed hij nu ...... Hij reed de bocht om en was niet meer te zien. Mahinder en Martha keken elkaar verbaasd aan. Een paar minuten en kijk daar was hij weer. Van ver zag je zijn tanden, zo breed was zijn glimlach. Ik ben tot bij Harry gegaan. Harry, dat was de chinees op de andere hoek. ‘Ga jij ook tot Harry’ zei Erik tegen Mahinder. Dat wou Mahinder ook, want als je zo op straat reed voelde je je echt als een grote meneer. Mahinder reed snel weg. Hij zong in zichzelf. ‘Bellen met een bel, sturen met een stuur. Kijk niet op of om want de benzine is te duur.’ Heerlijk ging het. Hij keek naar de glimmende spaken. Hij trok aan de bel. En weer zong hij: ‘Bellen met een bel, sturen met eer stuu .... Bam. Wat was dat? Mahinder zag niets. Hij hoorde alleen de klap en dan de slag. Hij sloeg zijn hoofd. En zijn hand. Auw, zijn hand deed pijn. Hij deed zijn ogen dicht. Hij wou het uitgillen van pijn. Hij begreep dat hij op straat lag. Er was iets gebeurd. Een ongeluk. Maar wat??? Hij deed zijn ogen weer open en zag Martha. Ze stond te huilen. Hij zag ook een meneer die van de straat opstond. En hij zag de fiets. Het lag half op het trottoir. Het stuur was
| |
| |
| |
| |
krom. En het wiel. Ai ..... wat was dat. Mahinder voelde aan zijn hoofd. Bloed ..... zijn hoofd bloedde. Nu werd hij pas echt ernstig. De tranen gleden langzaam uit zijn ogen. Toen hoorde hij de stem van Erik. “Het is zijn schuld”. Hij kwam zomaar met zijn bromfiets uit het erf rijden en keek niet uit’. Mahinder deed zijn ogen weer open. Hij zag dat Erik tegenover een dikke man stond. Dat moest de man zijn met wie hij was gebotst. Met hem was zeker niets gebeurd. Nu begreep Mahinder ook wat er gebeurd was. De man was op zijn bromfiets het erf uitgereden en hij had niet uitgekeken. Daardoor was hij tegen Mahinder opgebotst. Mahinder voelde zich ellendig. Nu kwamen van overal mensen aanrennen. Uit het erf kwam ook een vrouw. Ze riep: ‘Frank ....... wat is er gebeurd?’ En ze greep de man van de bromfiets vast. Die zei: ‘Niets, 't is die stomme koelie. Ze kunnen niet rijden en toch gaan ze op straat. Den no kan tan na pernasie?’
Toen Mahinder dit hoorde voelde hij zich verschrikkelijk. De tranen stroomden zonder ophouden uit zijn ogen. Achter de vrouw kwamen nog twee dikke vrouwen uit het erf. Ze vroegen wat er gebeurd was en ze bogen even om naar
| |
| |
Mahinder te kijken. Eén zei: ‘Na wan insekt, mek a go’. Nu begon Mahinder harder te huilen en Martha deed mee. Maar gelukkig ..... daar was Mai. Ze kwam naar hem toe en ze veegde zijn hoofd met een baddoek. Erik stond erbij. Hij keek bedroefd. Mai begon tegen de dikke man te schelden. Maar ze sprak hindi en dat verstond de man niet. Ze was heel boos omdat de ene vrouw Mahinder ‘insekt’ had genoemd. Nu begonnen de twee dikke vrouwen te lachen. Ze zeiden: ‘Sinds oten koelie sab' verkeer’. Erik stond erbij en hij keek beteuterd. Die aanrijding had toch niets te maken met koelie. Hij begreep die grote mensen niet. En Mahinder was zijn vriend, zagen ze niet dat zijn hoofd bloedde? Mai begon harder uit te schelden. Ze schreeuwde iets van ‘kafri’. De rest verstond hij niet maar het klonk niet prettig. Gelukkig, Mahinder ging overeind zitten. Zo erg was het toch niet. Hij had alleen een kapwond aan zijn hoofd en schaafwonden aan zijn knieën en zijn hand. Erik liep naar de dikke man en vroeg: ‘Moeten we geen ambulance en politie bellen?’ Maar de man keek boos en zei: ‘San joe e bemoei. Mi n'e span, die vrouw heeft al gezegd dat ik een kafri ben, dus laat ze zelf bellen’. Hij nam
| |
| |
| |
| |
zijn bromfiets op, sloeg zijn broek schoon, startte zijn brom en hij reed weg. Heel gewoon. Hij keek naar Mahinder. Die stond op; Mai hield hem vast. De meeste mensen gingen nu ook weg. Mai begon met Mahinder naar huis te lopen. Ze hield zijn hoofd vast en met haar ene hand ondersteunde ze hem. Erik riep Martha en samen namen ze de fiets op. Die zag er niet goed uit. De voorband was plat en het voorwiel helemaal krom. Het stuur ook. Het achterwiel draaide niet en Erik moest hem naar huis slepen. Hij had helemaal geen zin om gewoon op het trottoir te gaan zitten en hard te huilen. Want hij begreep de grote mensen helemaal niet meer. Wat had een ongeluk te maken met koelie en kafrie. Mahinder had goed gereden. Waarom moesten die grote mensen dan ruzie maken. Konden ze niet naar Mahinder kijken. Hij was toch een mens en hij had een wond aan zijn hoofd. Zagen ze dat dan niet? Erik schudde zijn hoofd. Hij begreep ze helemaal niet meer, die volwassenen. Mahinder was zijn beste vriend. Voor hem was hij geen koelie of wat dan ook. Voor hem was hij gewoon Mahinder en zijn beste vriend. Thuis smeet Erik de fiets tegen de kerseboom. Dat zou nog een ander probleem worden met Oom
| |
| |
| |
| |
Willem. Hij zou zeker heel erg boos zijn. De reparatie zou veel geld kosten. Erik voelde zich wanhopig. Wat moest er nu gebeuren?
Oom Willem had duidelijk genoeg gezegd dat ze niet op straat mochten rijden. O, had hij het maar niet voorgesteld. Maar ja, nu was het eenmaal gebeurd dus hij kon alleen maar proberen het probleem op te lossen.
Martha stond naar de fiets te kijken. Gelukkig,... mama was niet thuis. Zij zou zeker ook heel boos zijn. Misschien zou ze gaan schelden over koelie en zeggen dat Erik niet meer met Mahinder mocht spelen. Erik voelde zich echt verdrietig. Hij trok een tros van de fajalobie boom en één voor één brak hij de bloempjes af. Ze vielen langzaam, net als tranen voor hem in het zand.
Martha kwam naast hem zitten op de oude kist en ze deed hetzelfde met een andere tros bloemen. Het was een poosje stil. Toen vroeg ze: ‘Wat ga je mama zeggen?’
| |
| |
Erik antwoordde zacht: ‘Niets’. Maar hij wist dat hij niet ‘niets’ kon zeggen. Hij moest iets zeggen. Toen plotseling ..... wist hij het. Hij greep Martha vast en zei: ‘Kom horen, ik weet wat. Ik ga aan mama zeggen dat ík gebotst ben en niet Mahinder. En dat moet jij ook zeggen hoor’. ‘Maar mama gaat je slaan’. Martha keek bezorgd. Erik schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet erg, dan krijg ik ook mijn deel. Mahinder heeft al een kapwond en schaafwonden en het was toch ook een beetje mijn schuld. Weet je, ik wraak op die grote mensen. Mahinder is mijn vriend. Hij is geen koelie of wat dan ook’.
Martha schudde van ja. Ze begreep het heel goed. ‘Maar de fiets .....’ Ze keek naar de kapotte fiets. ‘Het zal veel geld kosten en oom Willem is arm.’ Erik dacht even na. Toen zei hij: ‘Ik heb zeven gulden in mijn spaarpot. Het was om een voetbal te kopen. Dat geef ik nu aan oom Willem’. ‘Ja, en ik heb vijf en zeventig cent, dat mag hij ook hebben’ zei Martha. Erik sloeg zijn arm om zijn zusje heen. ‘Weet je wat, we gaan nu naar Mahinder om de zaak met hem te regelen’.
Martha knikte weer met haar hoofd .... ja ..... ja Erik trok haar aan haar vlecht en zei: ‘Atori
| |
| |
s'don’. En ze sprongen van de oude kist en haastten zich naar Mahinder. Mahinder zou zeker ook blij zijn met deze oplossing. Dit is pas echte vriendschap.
|
|