Speceryen-geur, ofte Eene verzaameling van uitmuntende gezangen
(1735)–J. G., A. de R.– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
II.
Gy zyt volkomen trouw en goed:
Dat wyst uw bitter Lyden aan,
En al wat Gy hebt uitgestaan;
Op dat ons misdryf wierd geboet.
Jezu, Gy zyt al myn vermaak;
Maak, dat ik gantsch van liefde blaak.
III.
Ik zucht tot U zo menigmaal;
En zie uw komst te moedt met smert:
Kom, Jezu, kom; Gy kent myn hert,
En myn gebroke Minnetaal.
Jezu, Gy zyt al myn vermaak;
Maak, dat ik gantsch van liefde blaak.
|
|