u gebragt word. Hangt hem aan, en wykt niet van hem af, op dat gy moogt vermeerderd worden in uwe laatste [dagen.] Neemt gaerne aan al wat u zoude mogen overkomen, en in de verandering van uwe vernedering zyt langmoedig. Want in 't vuur word het goud beproefd, en aangenaame menschen in den oven der vernedering. Geloofd hem, en hy zalu helpen; en maakt uwe wegen recht, en hoopt op hem. Gy die den Heere vreest, geloofd hem: en uwe loon zal geenzins ontvallen. Gy die den Heere vreest, hoopt het goede, en eeuwige verheuging en barmhertigheid. Gy die den Heere vreest, verbeid zyne barmhertigheid, en wykt niet af, op dat gy niet valt. Ziet de ou de geslachten aan, en merkt. Wie heeft op den Heere betrouwd, en is beschaamd geworden? Of wie is in zyne vreeze geb leven, en verlaaten geworden? of wie heeft hem aangeroepen, en is van hem veracht? Want de Heere is een ontfermer en barmhertig, langmoedig, en van groote barmhertigheid, en vergeefd de zonden, en behoed in den tyd der verdrukking. Syr. 2:1-13.