De spookende minnaar(1729)–Philippe Quinault– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Op de spookende minaar. HIer wordt de wreedheit door inbeeldingen gewrooken; Als grooters minnenyd dwingt minderen met kragt, Verbeelt het zich een ding daar niemant ooit op dagt, En schynt een levende voor schaduwe te spooken. Een Hertog meent zyn Min vol minnenyd te voeden, In 't harte van die geen, die hem aan 't harte lag; Maar hy verstikt dees Min; want nimmer wreedheit mag Verwekken liefd', of, zo zy is verwekt, behoeden. Een ziel, in min gevoed, ontziet geen zwaare gangen, En schrikt in 't grootst gevaar zo weinig als een rots: Het bitterst' ongeluk durft zy dan bieden trots, Het schept in Minnaars meêr het onderling verlangen. Hoe aardig wordt alhier de minnedwang gedwongen; Hoe schrikt hy die een mensch zich voor een spook verbeelt; 't Geweeten wroegt, en hem een in zyn zinnen speelt, Verwondert dat hy is, en kling, en dood ontsprongen. Roemwaarde Dichter! die ons door uw konst komt dwingen Tot stichting: want uw vondt ons vele dingen leert: U dient een groene kroon van lauweren vereert, Nu gy dit vloejend weet in Neêrduits rym te zingen. A.G. Vorige Volgende