LXXXIII (fol. 103)
Seer vermaerde ende goeden Heer ende Vriendt,
Ick heb my verblydt met V.L. brief, ende propositie op het Monstren der soldaeten: nu veel meer wenschende met V.L. te spreken, ende te toonen hoe grootelycken dat my dese seer fraeye inventie behaecht heeft: weert in Latyn, ende andere spraecken overgeset te syn. Daer syn eenyge puntkens waerover ick wel wilde V.L. selve hooren. Soo is dan myn bidden dat V.L. soeckt eenen dagh ofte twee uyt te splyten, die wy hier te samen mogen besteden. Sullen voort van meer andere saecken kouten: mede vandien Pater Capucyn, die hier van Wenen gekomen is, om syne nieuwe ende wonderlycke observatien, aengaende den hemel, in't licht te brenghen. Hy is 2. daeghen lanck by Monsieur Wendelinus geweest, ende hier mede my syne schriften gecommuniceert. Alsoo dat ick grootelycks ben verwondert geweest, van syn kloeck verstandt. Grootelycks begeer ick V.L. te omhelsen; ende doe hiermede myne vriendelycke groetenisse, aen V.L. ende Jofvrouwe