Hoe ghij Christum volgen sult in penitentie.
Dat ij cap.
1Christus Onse Heer heeft penitencie gedaen in begin Sijns
2leuens ende tot dat eijnd Sijns leuens, ende dat heeft
3Hij oock geleert. Ende dat dede Hij om ons, Hij en behoefde
4geen penitencie. Hij was sonder sunde.
5Ghij moet penitencie doen, wilt ghij salich werden, ende
6moet Christum uwen Heere hier in naevolgen, wilt ghij tot
7Godt comen. Waer sunden sijn, daer moet penitencie sijn;
8hebt ghij geen sund, soe en behoeft ghij geen penitencie;
9hebt ghij sunden, sij sijn dagelicx oft dootelijck, soe moet
10ghij penitencie doen. Sunde te doen is tegen Godt te doen.
11Dat een mensch bekende wat sunde waer, hij soude lieuer
12dusent dooden steruen dan een dootelijke sunde willen doen,
13jae, dan het minste tegen Godt willen doen, wie sund doet,
14die doet tegen Godt ende hij is Godts viant. Siet, eest dat
15ghij v keert van Godt oft sijt ghij gekeert van Godt, tegen
16Godt, tot dit of tot dat, ende dat ghij dat meijnt, sueckt ende
17begeert niet mit Godt oft in Godt oft om God, soe doet ghij
18sunde ende alsoe scheijt ghij v van Godt ende sijt ghe-
19scheijden van Godt ende sijt alsoe berooft van al dat geen,
20dat Christus gedaen ende geleeden heeft ende sijt doot in
21uwer sielen ende een slaef van den duijuel. Ist dat ghij v nu
22in v seluen keren wilt ende sien eens aen v leuen, v wesen,
23v woorden, v wercken, v gedachten, v doen, v laeten, niet
24alleen bij dien ende bij die, dan oock bij v seluen ende bij
25Godts dienst, oft wat ghij doet, wat ghij meijnt, soe sult ghij
26wel oorsaeck vinden om mit Christo in die woestijn te gaen,
27om penitenci te doen in vasten, in waken ende in bidden,
28ende te schreijen om v sunden ende om de sunden van alle
29menschen.
30Die sunde is een groot dinck, een swaerlijck dinck. Die
31sund is soe groot ende swaer, dat den Hemel noch die erde
32die niet gedragen noch verdragen can, ende dat is seker,
33Lucifer had een gedacht tegen Godt, terstont viel hij wt den
34Hemel inden afgront der Hellen; den Hemel en cost hem niet
35gedragen. Dathan ende Abiron spraken tegen Moeijsen, die
36erd en heeft die sund niet cunnen verdragen. Die aerd heeft
37haer op gedaen ende sij sijn gevallen inden afgront der Hellen.