Medenblicker scharre-zoodtje
(1650)–Hendrick Jansz. Prins– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Stem: Nerea schoonste van u gheburen.1.
DEn avondt komt, ick kom oock weder,
Het Sonne-licht is onder-gaen:
Ick buygh in ootmoedt voor u neder,
O Godt! siet my genadigh aen.
2.
Brant-offer kan u niet behagen,
Slacht-offer dat en lust u niet,
Een reyne Ziel, en die verslagen,
Dat is het daer ghy meest op siet.
3.
Ick segh u danck, en bid' by desen,
Geef dat ick u recht dancken mach
Voor u genaed', aen my bewesen,
Van jonghs af tot op desen dach.
4.
Nadien ghy hebt de nacht geschapen
Tot rust, laet my dan rusten, Heer,
In stilligheyt, op dat mijn slapen
Geschieden mach tot uwer eer.
5.
Op dat ick mach met lust ontwaken,
En morgen vroegh, met dese mondt,
V (o mijn Godt!) voor alle saken
Danck-offer doen uyt 's herten grondt.
| |
[pagina 201]
| |
6.
Ghy hebt my van mijn kintse dagen
Tot nu, altijdt seer nau bewaert,
Wilt dese nacht oock sorge dragen,
Dat my niet quaets en weder-vaert.
7.
Maer, och! hoe heb ick my vergeten,
Daer van mijn Ziel nu is beschaemt:
'k Heb desen dagh soo niet gesleten
Als 't u behaeght, en my betaemt.
8.
Gelijck het zandt soo zijn mijn sonden,
En ick verval noch meer in schult.
Och! dat ick niet en werd' verslonden,
Want ick misbruyck u langh gedult.
9.
Wilt met u gunst mijn sonden decken,
Gelijck ghy met de duysternis,
Als met een kleedt, gaet over-trecken,
En deckt al wat op aerden is.
10.
Op datse my niet wegh en jagen,
Verstooten van u soet aenschijn.
O Heere! troost al die verslagen,
Bedroeft en aengevochten zijn.
11.
Mijn Ziele wil ick u bevelen:
En of dit waer de jonghste nacht,
Wilt my die dagh dan mede-deelen,
Daer geenen nacht meer wort verwacht.
C. P. Rhijnenburgh. 't Is noyt te degen. |
|