197
Baarn, 11 Septr. 1910. -
Amice,
De veronderstelling, in Uw schrijven van den 9den dezer, dat mijn onthouding van het lidmaatschap der Comm. voor de N.G.-prijzen nadeelig gevolg voor die Commissie zoude kunnen hebben, is zeer hoffelijk maar volstrekt fantastisch. Naar mijn overtuiging zal die afwezigheid zelfs niet het geringste verschil maken in de uitkomsten door de Commissie te bereiken. Te meer niet daar ik mij voorneem op de verschillende wijzen, die tot mijn beschikking zullen zijn, te ijveren voor het welslagen, - voor zoo ver dat namelijk binnen mijn tegenwoordigen werkkring valt. Want de mijn bezigheden noodzakelijk eenigszins vermeerderende kleine bemoeyingen, die het lidmaatschap zoude meêbrengen, kan ik niet op mij nemen, even min als in der tijd het bedrijvig redigeeren van een tijdschrift door mij kon worden voortgezet.
Gij zult mij dus wel ten goede willen houden, dat ik de vleyende uitnoodiging niet kan aannemen. -
Met hartelijke groeten van huis tot huis, de Uwe K.J.L. Alberdingk Thijm.