142
K.J.L. Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deyssel)
Baarn, 30 Mei 1901. -
Amice,
Ik behoor niet tot die bevoorrechten, zoo als jij, die den heelen dag in zakendrukte kunnen zijn en dan 's avonds kunstwerk kunnen maken. Ik ben en zal altijd blijven een zenuwzwak mensch en wel van díen aard, dat ik, wat de vereeniging van letterkundig werk en maatschappelijk verkeer aangaat, geheel het tegenovergestelde uiterste van jouw zeldzaam vermogen daarin bereikt heb. Ik kan nauwelijks op den zelfden dag een buurman spreken en een brief schrijven. Ik wilde wel dat het anders was maar het is niet anders. Ik heb meer dan eens langen tijd geprobeerd om tot het andere te komen, maar het is mij nooit mogen gelukken en ik moet aannemen, dat dit tot de ingeboren bestanddeelen van mijn aard behoort.
Het gevolg is dat ik om te kunnen werken mij noodzakelijk geheel moet afzonderen en dat ik, - daar ik ook zeer moeilijk en langzaam weêr tot het eenvoudigste werk kom als ik eenmaal een werk-strooming gebroken heb door mijn afzondering op te geven - eenmaal een werkstrooming gaande hebbende, moet trachten die zoo lang mogelijk te doen duren.
In den winter 1899-1900 ben ik zeer zenuwziek geworden zoo dat ik maanden lang heb noodig gehad om weêr bij te komen en dien ten gevolge het geheele jaar 1900 nagenoeg niets heb uitgevoerd.
Nu dat zoo is, zul je begrijpen, dat ik liever groote genoegens opoffer dan de kans te loopen de tegenwoordige werk-strooming ontijdig verbroken te zien, en je daarom voorstel, nu je liever niet in mijn huis komt, onze ontmoeting te verschuiven tot ik je misschien in Augustus of September te Hamburg kan zien - daar niet alleen een gang naar Bussum, maar zelfs alleen een bezoek aan je hotel mijn geheel kluizenaarachtige gewoonten en daarmede mijn arbeidsvermogen geheel zoude breken.
Het spijt mij meer dan ik je zeggen kan, want het is reeds weder lang geleden dat wij elkaâr hebben gezien en door je veraf wonen is er minder kans op een samenzijn met je als ik buiten werk ben dan met een binnenslands wonenden vriend.
Maar ik geloof toch zoo te moeten doen en denk dat je me zult billijken.
Ik hoop nu maar op een samenkomst binnen niet te langen tijd onder hiervoor gunstiger omstandigheden.
Wees zoo goed je vrouw eens zeer van mij te groeten en wees zelf hartelijk gegroet door
t.t.
K. Alb. Thijm.