De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
70Prins & Stürken Hamburg. Telegr.-Adr.: Prinsebel. Hamburg, den 25/4 1893.
Waarde Heer Van Deyssel, Uw briefkaartGa naar voetnoot382 ontvangen, waaruit ik tot mijn genoegen zie, dat uw gezondheid vooruit gaat. Daar ik in Mei moet verhuizen, stel ik U voor een maand later te komen, dus begin Juni. Ik heb namelijk buiten de stad een kleine etage gehuurd, en deze moet behangen en nagezien worden. Verder moet ik meubelen koopen, enfin, ik zit dan tot eind Mei in een vreeselijke herrie. Voor U is 't ook aangenamer in Juni hier te zijn, want ik woon dan in een mooie streek, en U kunt bij mij ongestoord werken als U daartoe lust hebt. Door 't overlijden van mijn broêr Carel komt mijn jongste broêr hier wonen, en daardoor ben ik er toe besloten een etagetje te huren. Wij wonen dan samen, hetgeen gezelliger is. In den laatsten tijd - 2 à 3 maanden - heb ik bitter weinig aan litteratuur gedaan. Ik heb onverwacht zooveel droevigs en onaangenaams ondervonden, dat de lust tot werken geheel ontbrak, en nog ontbreekt. Daarom zal ik in de April aflevering N.G. niets hebben. Ik hoop, dat 't U beter gaat. Schrijft U me svp of Juni U schikt, anders later wanneer U wilt. Ik ga dezen zomer niet op reis. Mijn plan was in April naar Parijs, en in Aug.s naar Zuid of Midden-Duitschland te gaan, doch deze projecten zijn omgestooten. Vele groeten
Het rondreisbillet zend ik U tijdig, als ik weet, wanneer U komt. |
|