De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Trouwens wat mij betreft. ‘Nederland’, de Spectator, Eigen Haard en nu de Amsterdammer staan voor mij open, zoodat ik gelukkig niet over te weinig plaats heb te klagen. - Nederland heeft mijn novelle ‘De Geschiedenis van Jan Zomer’ aangenomen.Ga naar voetnoot61 De nieuwe redactie is dus nog al welwillend. - Mijn novelle ‘Een warme dag’, door ‘de Gids’ geweigerd komt hoogstwaarschijnlijk met illustraties van mijn vriend de BockGa naar voetnoot62 in ‘Eigen Haard’. - Dit tijdschrift, ofschoon niet van den eersten rang, wordt zeer veel gelezen, hetgeen een groot voordeel is. - In dit tijdschrift heb ik indertijd - ruim 2½ jaar geleden mijn eerste - een Hildebrandachtige - novelleGa naar voetnoot63 geplaatst. - Mijn 3e novelle De dood van Jan Oliehoek gaat naar de Spectator. - Netschers laatste novelle in Nederland is werkelijk uitmuntend. - Ik vind het 't beste wat hij nog heeft gemaakt. - Hij heeft een kleine novelleGa naar voetnoot64 naar ‘de Gids’ gezonden, die wellicht wordt geplaatst, ten minste de eerste berichten, die hij heeft ontvangen waren nogal gunstig. - Er komt van hem een stuk over de Goncourt in het Handelsblad. - Dit is waarlijk wel een wonder. - Netscher werkt zeer veel, meer dan ik, trouwens hij heeft een zeer gemakkelijke betrekking,Ga naar voetnoot65 terwijl ik tot over de ooren in zaken zit. - Dr. ten Brink, die zijn eerste werk heeft gesteund, heeft wel eer van zijn protegé want N. zal indien hij op deze wijze doorgaat een onzer eerste figuren worden. - Ik ken hem nog niet lang, ongeveer 3 maanden - en wist voor dien tijd zelfs niet dat hij bestond. - Dit komt daarvan, dat ik mij in het geheel niet in de haagsche letterkundige wereld beweeg, en niemand onzer litteratoren persoonlijk ken. - Mijn kunstvrienden zijn uitsluitend schilders, behalve BuningGa naar voetnoot66 & nu Netscher; mijn eerste werk is dan ook door hen beoordeeld geworden. - Het is wel merkwaardig, dat letterkundigen zoo zelden verstand van de Schilderkunst hebben, terwijl schilders over 't algemeen juist in litteratuur zien. - | |
[pagina 39]
| |
Onze haagsche schilders (Israëls,Ga naar voetnoot67 Blommers,Ga naar voetnoot68 Artz,Ga naar voetnoot69 HenkesGa naar voetnoot70 etc) zijn dan ook groote bewonderaars van Zola's werken, en dus veel verder dan onze ‘eerste’ letterkundigen. - Ik ben nu bezig aan mijn 2de artikel voor de Amsterdammer - (Robert Caze, L'élève Gendrevin).Ga naar voetnoot71 - Bij Huysmans zal ik over Le pessimisme des écrivains van Hennequin spreken.Ga naar voetnoot72 - Zoudt U de vriendelijkheid willen hebben mij eens uw kritiek over ‘La joie de vivre’ ter lezing te zenden. - Dit artikel is mij indertijd niet in handen gekomen. - Deel U mij ook eens mede wie toch François Eerens is, die in het Weekbl. over Les tâches d'encre heeft geschreven.Ga naar voetnoot73 - Hoe gaat het ten uwent met de naturalistische beweging; wint deze veld en zijn er in Amst. buiten U geen schrijvers, die dezen weg opgaan? - De kritieken, welke ik U heb gezonden, krijg ik bij gelegenheid wel eens van U terug, daar het de eenige exemplaren zijn, die ik bezit. - E.G.O., die ik een hak zet, is zooals U wellicht weet de Hr. Loffelt. - Mij voor uwe berichten aanbevelende, verblijf ik met Hoogachting UEddwdr.
Z.O.Z. Zoo even ontvang ik bericht van E.H. dat mijn novelle zonder illustraties in het eerstvolgende nummer komt. - | |
[pagina 40]
| |
Zoudt U zoo goed willen zijn mij medetedeelen of het Weekblad de Amsterdammer honorarium geeft; ik heb over dit punt niet aan Dr. Kollewijn geschreven. - Alsboven. - |
|