De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
16Amsterdam, 12 januarie 1885.
Geachte Heer, Ik heb nog een brief en een briefkaart ter beantwoording voor mij liggen die mij van U toegekomen zijn. De bundel ‘Realistische Schetsen’ ontfing ik in goede orde te-rug. Ik dank U voor de zorgzame behandeling. Het zal mij zeer aangenaam aandoen de eerste Uwer kritieken in den Amsterdammer te zien verschijnen. Ongetwijfeld kwam U reeds ter oore, dat Desprez dien gij ook behandelen wilt, verleden week tot een maand celstraf veroordeeld werd wegens zijn jongsten roman. Schreef ik U al, dat mij omtrent dat proces-Kistemaeckers, waarover gij inlichtingen vraagt mij niets naders bekend is? Ik neem de vrijheid U bij deze gelegenheid te verzoeken mij, of door toezending van een exemplaar, of door opgave der Koerantennummers, in staat te stellen met Uw kritieken over schilderkunst in het 's Gravenhaagsche blad geplaatst, kennis te maken. De Kunstbode, geachte heer, is, wat de stijl, het gevoel, de soort theorieën en de kennis, die zijn redakteuren er op na houden, aangaat, tot nu toe niet van de hoogste volmaaktheid gebleken. Alleen het gedeelte aan de muziek gewijd, waar ik geen verstand van heb, is, hoor ik, niet kwaad, evenmin een paar korte schilderkritiekjes. Het eerste nummer was zoo weinig beteekenend, dat ik er een stukjenGa naar voetnoot56 tegen in den Amsterdammer heb geplaatst. Wat mij er in 't begin vooral tegen stemde, waren artikelen als over de ceramiek-expositie in ons Panorama-gebouw,Ga naar voetnoot57 op een zekeren toon gesteld en blijkbaar grootendeels uit | |
[pagina 37]
| |
't Duitsch vertaald. De principieële hoofdartikelen waren vaak ellendig geschreven. Doch, gaandeweg, wordt het beter. Het laatste nummer, van eergisteren, is, praktiesch, goed. Uwe door den Gids geweigerde novelle, zoû, dunkt mij, in 't Nederl. Museum van Gent wel opgenomen worden. De laatste novelle in Nederland van den Heer F. Netscher is weder meer dan goed.Ga naar voetnoot58 Ik ben hier bekend met verscheidene jonge schilders,Ga naar voetnoot59 die tevens aan literatuur doen en die allen om 't zeerst met het talent van dezen Heer ingenomen zijn. Van Nederland gesproken, wanneer het niet blijken zal, dat evenmin als ‘de Gids onze Gids’, Nederland ons Nederland zijn zal, zal mij dit even zeer bevreemden als genoegen doen (nu de nieuwe RedaktieGa naar voetnoot60 aan 't woord is gekomen namelijk). Mij aanbevelende voor nader schrijven, verblijf ik Uw dw.dr.
Mijn Nieuwjaarsgroet gaat hierbij. |
|