De mannen achter De Standaard
(2018)–J.A.J. Prast– Auteursrechtelijk beschermdGeschiedenis van een antirevolutionair dagblad
[pagina 201]
| |
Epiloog‘De oprichting van De Standaard beoogde een orgaan te verkrijgen, als dagblad verschijnend, dat vóór alles moest dienen om de volksziel te bewerken. De voorlichting van het volk, met beginselen geworteld in de Heilige Schrift, was het ideaal van Dr. Kuyper. Vandaar het sterk persoonlijk cachèt, dat De Standaard [...] van den aanvang kreeg. [...] Hoezeer Dr. Kuyper terecht is geroemd als de grootmeester der Nederlandsche journalistiek, in zijn oog was de publiciteit slechts middel, de krant enkel één der instrumenten te zijner beschikking. De Standaard was journal d'opinion, haar invloed lag enkel in de “voorpagina”. Hoofdartikelen en driestarren, soms een dozijn per dag tellend, dienden tot opbouw van een aan het liberalisme zich ontworstelend volk, tot versterking en bemoediging van de aanvankelijk kleine groep, die zich om dit vaandel schaarde, tot bestrijding van den tegenstander niet in het minst.’ Aldus schetste Taeke Cnossen (1896-1988), die in 1921 als journalist van het Friesch Dagblad overstapte naar De Standaard, de betekenis van de krant in de periode dat Kuyper er leiding aan gaf.Ga naar voetnoot1 Cnossen, in het kader van deze studie geïnterviewd door de auteur, heeft een aantal van de oudste personeelsleden van De Standaard nog gekend. Hij deelde met hen de bezieling die Kuyper aan de antirevolutionaire beweging had gegeven, maar in zijn houding tegenover de krant sprak duidelijker dan bij zijn voorgangers de stem van een nieuwe generatie, de stem van een journalistieke vakman die het blad ook buiten de door Kuyper getrokken lijnen tot ontwikkeling wilde brengen. Cnossen constateerde namelijk ‘dat de pogingen om De Standaard tot een dagblad te maken, en als Christelijk nieuwsblad een goede entree te bezorgen, ook in die gezinnen, die in politiek opzicht weinig meeleefden, zijn nagelaten of niet geslaagd mogen heeten. Dr. Kuyper heeft zich enkel bemoeid met één kant van de krant, zijn medewerkers op journalistiek gebied, welke verdienstelijke krachten daaronder zich ook bevonden, heb- | |
[pagina 202]
| |
ben blijkbaar geen mogelijkheid gezien, de eischen aan een modern dagblad te stellen, te vervullen. Het aantal abonné's bleef laag, de financieele resultaten navenant. [...] De groote invloed, die De Standaard ook na Kuypers verscheiden blijft behouden, is dan ook louter van eenzijdigen aard, namelijk dank zij de medewerking van niet journalistieke figuren aan de verzorging van de leiding gevende artikelen. Eerst later wordt het initiatief van de aan De Standaard verbonden journalisten meer vrijheid geboden, wordt aan de journalistieke en technische verzorging betere aandacht geschonken en gedurende de laatste jaren voor den oorlog ontstaat een avondblad, dat, naar inhoud, actualiteit en uitgebreidheid, bij een vergelijking met andere bladen, ook als nieuwsblad een niet al te poover figuur slaat.’ Cnossen, de laatste chef-redacteur van De Standaard, schreef zijn rapport over de toekomst van de krant in 1943, nadat deze als gevolg van papiertekort was opgehouden te verschijnen. Dit was het definitieve einde van de krant, waarvan de reputatie beschadigd was door de uitgave onder Duitse censuur voort te zetten. In 1945 werd Cnossen, tezamen met zijn ideeën voor de toekomst van de krant, buitenspel gezet toen het verzetsblad Trouw bovengronds verder ging en als dagblad voor het antirevolutionaire volksdeel het stokje van De Standaard overnam. Deze geschiedenis laat onverlet dat Cnossens karakterisering van het werken voor De Standaard onder Kuyper steun vindt in de bevindingen van deze studie. Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen die in de inleiding zijn geformuleerd (wie werkten er voor de krant en hoe verliep het maken daarvan in de praktijk van alledag?) hebben wij telkenmale kunnen vaststellen dat de grenzen waarbinnen het personeel recht kon doen aan de eisen van de dagbladpers, door de hoofdredacteur strak werden getrokken. Er is iets voor te zeggen dat dat de nadruk op de politieke opiniëring ten koste van de overige journalistiek het bereik en in sommige situaties de continuïteit van De Standaard op het spel heeft gezet. Anderzijds is het een gegeven, een historische eigenaardigheid van deze krant, dat deze voor zijn lezers en voor de antirevolutionaire beweging als geheel, dankzij zijn opzet een enorme invloed heeft kunnen uitoefenen op politiek en samenleving. In de beperking van de redactionele formule van het blad ging ook zijn kracht schuil. Het spanningsveld tussen journal d'opinion en nieuws- en gezinsblad moet bij De Standaard sinds zijn vroege geschiedenis voelbaar zijn | |
[pagina 203]
| |
geweest door de concurrentie met andersgezinde dagbladen, zeker voor medewerkers (zoals directeur-uitgever Kruyt en sommige redactieleden) die het bereik en daarmee ook de invloed van de krant wilden vergroten. Anderzijds was het praktische gevolg van de positionering van het blad als journal d'opinion dat het een relatief hoog opgeleid lezerspubliek kende; er was een keur aan gelijkgestemde nieuwsbladen die de politieke lijn van De Standaard overnamen en met een breder ontwikkelde redactionele formule een ander segment van het antirevolutionaire volksdeel bedienden. Bij De Standaard was er door de jaren heen een zekere, zij het aarzelende ontwikkeling in de richting van professionalisering van het dagbladbedrijf bespeurbaar. Deze trend zette zich al in toen Kruyt de uitgave van de krant overnam van de pioniers, zij het ook ‘amateurs’, van de Heraut-Vereeniging. Zowel onder Kruyt als onder zijn opvolger als directeur-uitgever, Wormser, bleven de mogelijkheden tot ontplooiing van De Standaard echter beperkt. Na de eigendomsoverdracht van 1887 was De Standaard nu echt, volledig ‘Kuypers krant’. Desondanks nam diens zeggenschap over de bedrijfsvoering en de inhoudelijke koers daarvan in de loop der jaren geleidelijk af.Ga naar voetnoot2 Toen Kuyper in 1901 als minister van Binnenlandse Zaken een kabinet ging leiden, deed hij afstand van het recht van uitgave (zij het niet van het eigendomsrecht) aan J.W. Reese en R.C. Verweyck. Na het einde van zijn minsterschap in 1905 oefende Kuyper, weer aan De Standaard verbonden, als tevoren een duidelijke invloed uit op de richting van het blad. Maar Kuyper werd ouder; in 1907 bereikte hij de leeftijd van zeventig jaar. In de jaren na de eeuwwisseling begonnen rijzende sterren, zoals A.W.F. Idenburg en H. Colijn, zich meer met de krant in te laten. In het bijzonder Colijn had er oog voor dat het dagblad een gezonde bedrijfsvoering behoefde om op termijn zijn politieke invloed te kunnen laten blijven gelden. Door hem en andere antirevolutionaire voormannen onder druk gezet, tekende de bijna tachtig jaar oude Kuyper in 1916 met enige tegenzin voor de afstand van het eigendomsrecht van De Standaard aan een naamloze vennootschap, waarvan Colijn president-commissaris was. Formeel behield Kuyper weliswaar een stem in het kapittel, maar feitelijk was zijn rol bij de krant hiermee uitgespeeld. Drie jaar | |
[pagina 204]
| |
later, in 1919, werd hem, mede op instigatie van Colijn, door middel van een doktersadvies ook in de kolommen van de krant zelf nagenoeg geheel het zwijgen opgelegd. Kuypers glansrijke journalistieke loopbaan was daarmee definitief was afgelopen. Het jaar erop, in 1920, zou de antirevolutionaire voorman overlijden. Meer dan het definitieve terugtreden van Kuyper markeerde de verandering van ondernemingsvorm voor De Standaard de afsluiting van een voorbije en de start van een nieuwe periode. Deze verandering betekende een afscheid van een tijd waarin het draaiende houden van de persen in financieel en organisatorisch opzicht vaak een kwestie van vallen en opstaan was, zodat de continuïteit van de krant herhaaldelijk aan een zijden draadje heeft gehangen. De nieuwe start in de vorm van een naamloze vennootschap maakte het De Standaard mogelijk zich geleidelijk te emanciperen tot een volwaardiger dagbladonderneming, die beter kon voldoen aan aan de vraag om een krant in de vorm van een afgerond totaalproduct voor gezin en bedrijf, in een oplage die door de groei van het antirevolutionaire volksdeel in aantal en koopkracht na de Eerste Wereldoorlog aanzienlijk hoger zou liggen dan in de periode daarvóór. In het politieke gedeelte van de krant bleven leiders uit de antirevolutionaire beweging echter toonaangevend. De vraag of de nadruk op de krant als journal d'opinion in Kuypers tijd en daarna de ontwikkeling van De Standaard in de weg heeft gezeten, is niet aan de historicus om te beantwoorden. Er was een spanningsveld, er was discussie over, maar het vraagstuk heeft tot op zekere hoogte zichzelf kunnen oplossen naarmate een nieuwe generatie de verantwoordelijkheid over de richting van het dagblad overnam. Gebruikmakend van de burgerlijke vrijheden die de liberale grondwet van 1848 en de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 boden, heeft Kuyper met De Heraut en De Standaard het gereformeerde volksdeel bijeengebracht en het een belangrijke stem gegeven in politiek en samenleving, onder andere waar het ging om de positie van het christelijk onderwijs. Of De Standaard een bredere redactionele formule had kunnen hebben, lijkt in het grotere historische perspectief een kwestie van ondergeschikt belang. Wat wel aan de historicus toekomt, is te documenteren wat zich in de werkelijkheid heeft voorgedaan. Binnen het gereformeerde volksdeel is een beeld gekweekt en gekoesterd van Kuyper als een leider van bijkans epische proporties. Gevoed door de gedenkboekliteratuur bij diverse jubi- | |
[pagina 205]
| |
lea, heeft dat beeld het zicht benomen op het werkelijke verhaal van De Standaard. Uit het eigen volksdeel is niemand opgestaan die de legende heeft doorgeprikt en de geschiedenis van de krant aan de hand van het beschikbare bronnenmateriaal heeft uitgediept. Achter de brede rug van Kuyper is bij de krant het nodige gebeurd wat een ander licht werpt op de geschiedenis van De Standaard en op de ontwikkeling van de antirevolutionaire beweging als geheel. |
|