Stellingen.
I. | Tegen de uitleg, die G. Kalff geeft van de titelplaat van de Blome der Doechden, alsof zij een symbolische voorstelling zou zijn van Potters morele omkeer, bestaan ernstige bezwaren. (G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, I, Groningen 1906 p. 565.) |
|
II. | De genoemde plaat, merkwaardig, omdat zij sterk doet denken aan 15de eeuwse houtsneden, is geen gedrukte prent maar een pentekening. (Afbeelding in Dat Bouck der Bloemen, uitgeg. door Fr. P.S. Schoutens O.F.M., Hoogstraten 1904.) |
|
III. | De old-vormen, meegedeeld door Noldus uit het Limburgs Gebedenboek (15de eeuw) zijn misleidend, aangezien dit kerkboek, hoewel sterk Limburgs, niet vrij is van Saksismen. (L. Noldus, Opmerkingen bij het dialekt v. Belg. Zuid-Limburg in de 13de, 14de en 15de eeuw, Leuv. Bijdr. XXVIII, p. 80). |
|
IV. | De door S.v.d. Meer geponeerde stelling betreffende de studie der palaeographie geldt met nog meer kracht voor studenten in de litteratuurgeschiedenis.
(S.G.W.v.d. Meer, Venloer Stadt-texte, diss. Nijmegen, 1939, stelling VIII.) |
|
V. | Zo aantrekkelijk en doelmatig G. Knuvelders Inleiding tot de Nederlandse Letterkunde is, voorzover het de bloemlezingen betreft, zo weinig didactisch is het deel Schets van de geschiedenis.
(G. Knuvelder, Inleiding tot de Nederlandse Letterkunde, Dln. A, B1 en B2. Malmberg, 's-Bosch. Diverse drukken 1939-1949.) |
|
VI. | Beoefening van het didactische genre geschiedde in de Middeleeuwen zelden op oorspronkelijke wijze. |
| |
VII. |
Dit houdt niet in, dat een schrijver van didactisch werk op ander litterair gebied niet tot verrassende oospronkelijkheid in staat zou zijn. |
|
VIII. |
Potter heeft zijn Mellibeus niet ontleend aan het gelijknamige verhaal in The Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer, maar, gelijk deze, vertaald uit het Frans, en wel woordelijk. |
|
IX. |
In het tweede gedeelte van het gedicht Van een kind van A. Roland Holst bevatten de laatste twee regels:
‘...... (dan kom ik, strompelend over de puinen, later,)
naar waar ik een kind zie in een klein eeuwig rijk
van ademend gras en van een boom en levend water’,
deels Vergiliaanse, deels Bijbelse reminiscenties.
(A. Roland Holst, De Wilde Kim, Bussum.) |
|
X. |
Uit de Bibliographie van postincunabelen van Nijhoff-Kronenberg laten zich statistische gegevens afleiden, belangrijk voor het geestelijk aspect van de 16de eeuw. |
|
XI. |
De gewone wellevendheid, in de moderne zin van ‘beleefdheid’, nam in het zedelijkheidsideaal van humanisten als Erasmus en Mancinellus een belangrijker plaats in dan doorgaans wordt verondersteld. |
|
XII. |
Het overgrote lessenaantal, waaraan in onze dagen vrijwel geen gehuwd docent zich kan onttrekken, berokkent hem en het onderwijs grote schade. |
|
|