De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendLXVI
| |
[pagina 116]
| |
‘Pompen of vergaan’, de mijne zijn, dat het: Eerste gedeelte, de bevrijding van Jaques Perret, en de bevordering van Wouter Willemsz geheel kunnen wegvallen. Als de Preys de stad opeischt, is er wel gelegenheid mee te deelen hoe het komt dat Wouter Willemsz op het witte paard zit. Het tweede gedeelte, de Raadsvergadering, zaam geperst en opgetoetst kan een zeer goed tafreel geven. Als wij dan den vermeenden Perret op de markt gewaar worden, begrijpen wij van zelf dat hij zich heeft weten te bevrijden. Derde tafereel, de vaandrig en de Jonkvrouw. De mijmering van den eerste moet zeven achtste korter zijn, en de verschijning van de laatste meer gemotiveerd. Het streepjes-stelsel dat ik in Hoey VIII denk toe te passen, moet ook in IX dienst doen. Wat dunkt U als Louise Briant eens niet sliep, maar Madeleine aanspoorde haar vader op het stadhuis te verwittigen. Ik ben tegen het lange hoofdstuk over hare geschiedenis geweest en heb er nog geen berouw van dat het in handschrift bleef, maar sedert Louise op het bal werd geannonceerd, wil ik haar niet weerzien, sluimerende in de deur. Het is vreemd dat dit Mevr. B. ontgaan is, evenals de flaauwe figuur die zij Gonda laat maken, den scheele bevrijdende! Vierde en laatste tafereel: Marcelis Bacx, - ik zou het heel goed vinden als hij op het Bal niet reeds dezelfde rol had gespeeld. Is dit feit historisch, dan moet het anders voorgesteld worden, is het dit niet, dan helpe de hemel ons aan een ander slot van Hoey XI. Het zou alleraardigst zijn als het tal van zwarigheden welke dit hoofdstuk mij schijnen aan te bieden, U uitlokten, de omwerking op U te nemen, ik beveel Nicolas Hennin tot het doen van eenige goede diensten aan. Reinaert de Vos en Rabelais zijn nog al inspirerende! | |
[pagina 117]
| |
Van iets anders gesproken. Caramelli heeft van een zijner vrienden voor mij Goldoni's Il Molière met het eerste deeltje der Memorie di Carlo Goldoni weten op te schommelen, ze gaan hierbij, vermaak er U mee! ‘C'est beau, mais ce n'est pas de Molière!’ Wat die criticus gelijk had, al gaf hij later voor, door het stuk bekeerd te zijn. ‘Un ipocrita molto più espressivo di quello di Molière!’ Signore! het mogt wat! Voyons, Messieurs! le temps ne fait rien a l'affaire maar echter, hoe ziet men het dit stuk aan: Composi subito. Wat ik geloof dat op het tooneel succes zal hebben gehad is het zesde tooneel van het derde Bedrijf, de pruiken, het manteltje - et le reste, maar daarom wordt Furesta toch nog de pauvre Laforêt niet, qui ne savait pas lire, maar van wie de Musset getuigde Quel mépris des humains dans le simple et gros rire Dont tu lui baptisais ses hardis nouveaux nés! Ik haal die regelen aan, om U uit te noodigen, als Ge met Goldoni gegeeuwd hebt, Namouna op te slaan en Gij zult mij dankbaar zijn. Goldoni leest Ge, om Caramelli's wil, voor zondag niet uit, zijne Mémoires heb ik vroeger gelezen, op verre na zijn slechtste werk niet. En nu nog iets anders. Huydecopers geboorte, neen doopdag, verbetert mijn buurman Berlage, is in vijf van de zeven kerkboeken 1695-1700 tot nog toe niet te vinden. De Burgerlijke stand is voor mij Delachaux second, j'y cherche toujours l'introuvable. De specialiteit die zich met dat snuffelen bezig houdt heet Meynadier een peper en zoutje met zwarte oogen, die mij echter heden weêr eenige hoop gaf. ‘Die Huydecoper moet een dichter geweest zijn!’ | |
[pagina 118]
| |
Onsterfelijkheid, Punt is nog maar een eeuw dood en reeds blijkt Achilles Want ik kan zonder U wel leven,
Maar zonder eer leeft held Achilles niet!
vergeten! ‘Dat was hij, Mijnheer Meynadier’, zei ik. ‘Dan spreken wij van denzelfden. Welnu, Mijnheer! Zaturdag was hier Mijnheer Elzevier van Leyden, en die zal 't nazien!’ ‘Houdt die dichter-registers, Mijnheer Meynadier?’ Het peper- en zoutje keek mij gek aan, maar de zwarte kijkers lachten ten slotte. Geef mij toch een zesden zin, als Ge wilt dat ik Piersons GedenkredeGa naar voetnoot1 genieten zal. Al wat ik er van begrijp is hoe verguld Kruseman zal zijn, dat het boekske aan hem werd opgedragen. Dat er in een vers van da Costa meer gedachten waren dan in de geheele Gedenkrede, dat vermoedt noch Pierson noch Kruseman. En dat scheldt da Costa onduidelijk, terwijl ze in een zee van woorden plassen, zwemmen en kopje ondergaan!... Hierbij weer eenige lektuur voor Mevr. Huet. Heeft HEd. de indrukken opgeteekend? Het zou mij spijten, zoo 't antwoord neen luidde. Mijn brief overschrijdt, als het meisje van het pensionat te Wijk zeide, toen haar speelnoot vijf kopjes chocolade dronk, alle goddelijke en menschelijke wetten! En toch moet er het vijfde zijdje bij - want zoo zeer als ik mij vlei, dat wij voor zondag nog wel van U zullen hooren, zoo weinig durf ik vóór zondag weêr aankloppen. Wij zien U te gemoet met den trein, die 10.20 zondag hier aankomt. Ik vrees dat men de bloemenGa naar voetnoot2 aan geen gas zal durven | |
[pagina 119]
| |
wagen, ofschoon ze toch reeds door de koude veel zullen hebben geleden, om niet een poos rust te behoeven. Maar geen avondtentoonstelling, ook geen extra avondtrein, en dan is vroeg eten het parool. Van louter koffiedrinken kan geen sprake zijn. Hoey V, par exemple! En nu geen regel meer dan de hartelijkste groeten - Gideon, de schimmel springt al van stal.
Van harte de Uwe. |