Het dagboek of De kroniek

December.

Den 6, 7. en 8. waren de Franschen druk bezig op de wallen om de metalen kanonnen uit de affuiten te lichten en die werden naar het arsenaal gebracht, of naar men zegt bij nacht getransporteerd, in plaats van de metalen werden ijzeren kanonnen geplaatst. Alle nachten waren transporten van kogels, pulver, enz.

8. brak het Fransche leger bij Crefeld op, en trok naar Maastricht.

10. arriveerde het heele 6. regiment dragonders, voordezen régiment de la Reine, en werden verlegd in de omliggende dorpen. Op de pastorie kwam de kolonel van 't regiment Fauconnet, met eenen secretaris en eenen knecht, in logies.

12. hoorde men dat de Franschen de Waal over waren; den 14. werden zij teruggeslagen.

17. begon de vorst.

19. vertrokken de dragonders van 't 6. regiment naar Leuth, Hinsbeck, Bracht, Breyell, enz. en na middag arriveerden, voor garnizoen, in de brakken 2 à 300 huzaren van 't 5. regiment.

20. werd de brug afgebroken.

23. gingen vele huzaren de Maas over om te Blerick fourage te halen.

Na middag had ik door den kolonel Fauconnet bij den commandant der stad, St. Raymond, en den leger-commissaris Petit, ci-devant Bernardin, zooveel uitgewerkt, dat ik onze kerk tot haar oud gebruik weerom kreeg, uitgenomen St. Lucia-pand tot aan St. Severus en St. Anna altaars, hetwelk moest blijven dienen voor een magazijn van hooi en stroo.

[p. 94]

24. 's morgens is de fourage-commissaris zelf de kerk komen open maken, en verzekerde mij dat hij, met het eene pand genoeg hebbende, ons de twee andere zou laten voor onzen godsdienst. Zoodra ik de kerk open had, heb ik de timmerlieden doen roepen om de houten beschutting vóor het koor af te breken... Ha, dat mocht niet geschieden. De kerkmeester moest geroepen worden, en Martinus de Gruyter kwam terstond en zei: de Magistraat had bevolen niets meer aan de kerk te veranderen. ‘Gaat naar boven’ zei ik, ‘en zegt dat door den commissaris mij het oud gebruik van onze kerk gegeven is’. Daarop kwam de kerkmeester Junckers en zei: De Municipaliteits-heeren, onze achtbaren, hebben gelast van niets aan de kerk te doen. ‘Gaat weerom en zegt, dat ik alles op mij neem’. Daarop kwamen De Gruyter en Junckers samen terug en zeiden: de heeren zeggen, dat de kerk in requisitie is in schrift, en de ontslaging moest ook in schrift zijn. De kolonel deed hem binnen komen en attesteerde, dat het ontslag gegeven was, en een Franschman die moet op zijn woord geloofd worden. Daarmee vertrokken die twee vrienden, maar zei hun aan de deur: ‘'t is mijn kerk, ik heb daarvan publieke possessie genomen, de Magistraat heeft zich met geweld ingedrongen en zijn maar onwettige usurpateurs (overweldigers), en ik zal doen wat ik zal goedvinden en het den Magistraat laten toezien’. Wel doe dan, zei De Gruyter, en Junckers zei: mijnheer Pastoor, Gij neemt de zaak zoo hoog op. ‘Hoog of laag, zal evenwel al doen’.

Om half 2 waren nog geen timmerlieden in de kerk te vinden, dan heb ik met den zoon van den koster de planken beginnen af te slaan en weinig na 2 uur kwamen de arbeiders en seffens was het middelpand open. Na de vespers kwam De Gruyter nog eens bij mij in de sacristie, en zei: de heeren hadden hem door eenen stadsbode doen zeggen, hij moest voorzichtig zijn van in de kerk niet te laten afbreken, of het zoude op hem worden verhaald. Ik zei hem ‘zij maar gerust, ik neem alles op mij’ en daarmee ging de vriend.

25. Met Kerstdag begon de eerste mis om 6 uur en

[p. 95]

wij hadden het middel- en het O.L. Vr.-pand volkomen open voor onzen dienst.

Op dezen dag heeft de commandant van de stad, Raymond, met den staf van het 6. regiment dragonders bij mij de soep genomen, 't was geboortedag van kolonel Fauconnet, zij waren heel voldaan. Aan tafel vroeg de commandant: Curé êtes-vous content de votre église? Ik zei: ja. ‘Wel, als gij iet van doen hebt, kom maar rechtstreeks bij mij’.

28. kwam order dat alle dragonders den 1. Januari naar Lier moesten vertrekken.

30. hoorde men dat Grave, Tiel en fort St. Andries over was.