(2)
(a) Een reusachtige 0 van staal, gewapend beton of graniet. Ik duw ertegen om hem aan het rollen te krijgen. Er zit geen beweging in. Ja, hoe harder ik duw - met mijn twee handen en schouder - hoe vager en mysterieuzer hij wordt, tot hij ten slotte geheel onzichtbaar en ontastbaar is.
Maar ik weet dat hij er staat, onwrikbaar, en dat hij er zijn zal zolang ik duw of hem probeer weg te denken. Het is blijkbaar míjn onvermijdelijke nul.
En dan, plotseling is het of hij in me is, onwaarschijnlijk groot als hij was, één ogenblik.
Daarna bevindt hij zich weer buiten mij, onwrikbaar & onzichtbaar.
(b) De eeuwige, onzichtbare 0.
De 0 als onzichtbare aanwezigheid niet vormloos, een die zijn denkbeeldige vorm oplost en alomtegenwoordig wordt: als vormloze alomtegenwoordige aanwezigheid.
Het bewustzijn van nul. (Buiten & binnen ons.)