| |
18
Hij opende en sloot zijn ogen. Deed het soms op willekeurige momenten, stilstaande in de stad.
Beelden kwamen en gingen, openingen vormden zich spontaan, onafhankelijk van hem en van elkaar en sloten zich weer, als evenzoveel kringspieren rond leegte en niets, kringspieren, diafragma's, vele, vele, overal in de materie, in het bewustzijn en het onbewuste, halfbewuste, allemaal kleine mondjes die zich openden, o, o, en weer sloten, o.
Verderlopend kreeg hij opnieuw het gevoel geobserveerd te worden. Hij had dit gevoel de laatste maanden steeds vaker en steeds sterker gehad, op sommige plaatsen meer dan op andere, maar altijd heel direct en indringend alsof er een vrij zwevend, meezwervend oog op hem gericht was, een krachtig video-oog dat stralen uitzond - op straat, in concertzaal en schouwburg, restaurant, in cafés met vrienden en gasten -, de straal was er soms plotseling, waarna hij onwillekeurig om zich heenkeek of hij een camera-oog kon lokaliseren en niet zelden was dit inderdaad het geval - waar zijn ze tegenwoordig niet -, maar je kon niet zien of het werkte, laat staan ontdekken of er enige straling van uitging. Bovendien had hij vaak het gevoel dat de straling juist niet van het ontdekte oog uitging.
De laatste anderhalf uur die hij met zijn vriend Bender en diens nieuwe vriendin - de zoveelste die op later leeftijd | |
| |
nog was gescheiden - had doorgebracht in het Mannekinocafé - Mirjam zou aanvankelijk ook komen, maar was verhinderd omdat ze de trip moest verzorgen van een handelsdelegatie uit Japan die Amsterdam als tussenstop aandeed -, die anderhalf uur was het gevoel extra sterk geweest alsof hij bij de bron zat van de onderneming, de zenuwknoop, de nexus van de activiteit.
Meer dan eens had hij de indruk dat Bender en Stella, de vriendin, het ook merkten en zich onbehaaglijk voelden onder die sterk gerichte aandacht. Ze praatten over vroeger, ten dele ter instructie van Stella, om haar in Benders en beider verleden te laten delen opdat zij er met terugwerkende kracht ook deel van zou kunnen uitmaken, anderzijds om haar te amuseren en zichzelf te emotionaliseren.
Daarnaast vermaakten ze zich met het interieur, zoals de bedoeling was; aangeklede poppen die bekende figuren voorstelden speelden er de belangrijkste rol in, tv-persoonlijkheden, politici van het moment, favoriete filmspelers, voetballers, een enkele populaire schrijver of kunstenaar. Met sommige poppen kon je dansen, je kon ze kussen en strelen of ze desgewenst knijpen, uitfoeteren en belachelijk maken. Het café waar hij in het oprichtingsstadium - nu al weer geruime tijd geleden, toen hij nog aan een reclamebureau verbonden was - mee te maken had gehad, was nog steeds populair en werd 's avonds en in de weekeinden druk bezocht, door burgers en buitenlui en niet te vergeten toeristen. 's Middags was het stiller, maar zelden was het helemaal leeg, dacht hij met voldoening, alsof hij het etablissement zelf bijeen gedacht had. Het samenzijn had hen beiden, Bender en hem, wat melancholiek gestemd, hoewel het tegenovergestelde juist de bedoeling was geweest: ze hadden iets tot leven willen brengen en herhalen wat onherhaalbaar was, maar nadat je het verteld hebt komt het nog verder achter je te liggen terwijl het wel emotioneel geladener wordt, wat het, het, het nog risicovoller maakt. Sela. Ze gaven elkaar | |
| |
soms een zachte stomp tegen de schouder, legden een hand op de arm van de ander - als om het, de ander van vroeger, dichterbij te halen en substantiëler te maken en via de ander zichzelf of je vroegere zelf -, ofwel legden de ene hand op de arm van de ander en de andere op een arm van Stella, de vriendin, waarbij zij als revitaliserende lachende schakelcentrale naar het heden fungeerde. En ze lachte. En als ze lachte was het goed, of zelfs één moment beter.
Een tweetal buitenlanders hoste wat rond met een pop, daar waren ze tenslotte voor gekomen, maar het was een wat vreugdeloze aangelegenheid; de voeten van de poppen - de popzangeres Madonna en de operaster Pavarotti - sleepten over de grond en de enigen die lachten waren de poppen.
En ja, er zat inderdaad een draaiende camera gemonteerd in een hoek van het plafond. Hij stak er zijn hand naar op.
- Wat doe je? vroeg Stella.
- Hij groet zijn verleden, en het mijne, zei Bender.
- De tijdgrens loopt dwars door mij heen, zei hij.
- Anders door mij wel, zei ze. Hou me vast, of ik verdwijn voor de helft.
Bender nam haar hand.
- De andere, zei ze.
Ze lachten, waren alledrie vertederd, om een eigen reden.
Ook bij de poppen speelde het verglijden van de tijd een rol, de wisselingen in populariteit en het geruisloze verdwijnen van het ene jaar op het andere, de ene maand op de andere, en enkele miste hij nu, bijna pijnlijk. Van andere herinnerde hij zich wel de gezichten maar niet meteen meer de namen.
En er waren meer verschillen - behalve bij de eveneens als mannekinopoppen geklede en geschminkte obers die met de nieuwe mode mee-evolueerden alsof er een gekleurde pneumatische tijdstroom door het etablissement voer -, verschillen die ook tot uitdrukking kwamen in het decor: de | |
| |
twee engelpoppen aan het plafond - duidelijke hermafrodieten -, een paar half in de wand verzonken mannekino's in lighouding, één arm gestrekt en één volbloedpop die in een hoek bij de bar tot over de heupen weggezonken was in de vloer, wat het dan ook mocht voorstellen. Misschien niet meer dan een half weggezonken idee, dacht hij, weer melancholieker wordend.
Ter intensivering van het vermaak werd op een aan de wand opgehangen grootbeeldscherm een videofilm vertoond van een ballet waarin de dansers mechanisch bewegende poppen speelden en ze deden dit als was het voor hen de meest natuurlijke zaak.
- Ik was hier eens met een stiefkleinzoon van me, zei hij. We waren met z'n vieren (alsof dat de herinnering veiliger maakte). Vijf jaar was ie geloof ik. Na de eerste robotpop bij de ingang - die sprak toen een welkom uit in drie talen - was hij meteen verkocht. De rest van de tijd had hij alleen nog maar oog voor de poppen, de (andere) mensen waren voor hem wezens geworden die het stadium van popzijn nog niet hadden bereikt; de poppen waren een ontwikkelingsstadium verder. Hij raakte ze allemaal aan, speelde ermee, zelfs verstoppertje, keek hen recht in de lege ogen, lang, lang, nam hun hand en liet die vallen, er bestudeerd aandachtig naar kijkend; van een mooie vrouwtjespop (Catherine Deneuve) lichtte hij de lange rok op en kroop eronder, bleef er opvallend lang zitten. Toen we ten slotte de rok optilden en hem tevoorschijn trokken speelde hij dat hij als pop geboren was en dat bleef hij de hele middag doen. Zeker een maand lang heeft hij het spel volgehouden, tot zijn ouders er hoorndol van werden. Soms was hij totaal onaanspreekbaar, sprak niet omdat een pop niet kon spreken of alleen mamma kon zeggen, wat hij op de gekste tijden deed: mamma, mamma!, waarbij hij zichzelf op de buik drukte - mamma -, in de tram, tijdens het eten, onder willekeurig welk tv-programma.
| |
| |
- Om jaloers op te worden, zei Stella. En hoe is het nu met hem?
- Een kleine computergek. Nog een stapje verder dus.
- Zelfontdekking via de computer, dat heeft de toekomst, zei Bender. En waarom niet.
- Waarom niet? (Stella) Ze keek verschrikt. - Meen je dat?
De chef van het etablissement vond de sfeer blijkbaar wat te weinig geanimeerd, hij had de meteorologische band aangezet en liet het in het interieur even waaien, slagregenen en onweren en een paar maal weerlichtte het stroboscopisch.
Toen bedaarde de storm, regendruppelde nog even na. Vervolgens werd het genant stil.
Het voornaamste na-effect was een nieuwe bestelling, glazen waaraan ze nerveus nipten alsof het onweer toch de luchtdruk in het café of de ionisatie van de atmosfeer had beïnvloed.
En weer had hij het gevoel dat hij op een indringende wijze werd bespied, door een koele oogloze blik die zich hooguit incidenteel in het camera-oog leek te lokaliseren. De videopoppen waren een nieuw ballet begonnen, op muziek van Antonin Dworsjak. Een Slavische dans. Titel: De dragoman en de loekoeman.
De poppen waren gekleed in aluminiumkleurige harnassen en droegen versierselen noch attributen, kenden evenmin geslachtsverschillen. Een pop in naaktkledij naderde een andere pop, cirkelde als een satelliet om hem heen, raakte hem eenmaal met een vinger aan en schrok weg, als getroffen door een elektrische schok - wervelde voort in een eerst wijder wordende en dan weer engere baan - raakte hem opnieuw aan - tuimelde als geschroeid terug, trillend als een sidderaal.
Nu naderde hij de andere pop behoedzamer, stak zijn vin- | |
| |
ger aarzelend uit, maar scheen op een afstand al de dreigende straling te voelen. Trok zijn hand t-r-a-a-g terug. Raakte daarna opzettelijk zichzelf aan en: krijgt ook dan een elektrische schok.
Geschrokken bekijkt hij zijn hand alsof het een vreemde hand is, treedt aarzelend achterwaarts als om zichzelf te ontwijken. Wat is er aan de hand?
Als een derwisj wervelt nu een derde pop het kale toneel op; hij stelt zich op tussen de andere twee poppen, strekt zijn armen uit en wenkt hen met snel wapperende handen naderbij.
De andere schuifelen zijwaarts op hem toe - strekken een arm, aarzelen, naderen dan toch de uitgestoken handen van middelman - voelen op afstand diens intense stroom - en deinzen terug.
Hetzelfde voltrekt zich wanneer een vierde pop het toneel opwervelt; deze neemt de derde pop bij de hand en wenkt met uitgestrekte arm de andere twee.
Dan klikken de handen ineen en allen beginnen heftig te trillen en te sidderen, vormen al trillend een cirkel, een cyclotronspil, die begint te draaien onder de al frenetieker wordende muziek. Er lijken vonken tussen hen heen en weer te springen, kleine vuurballetjes...
De groep wordt nu opgenomen in de flitsende beelden van een grote havenstad, beelden die aan- en opgezogen lijken door de holte van hun cirkel - de straattaferelen, vissersboten, spelende kinderen, fabrieken, voetbalspelers, een overdekte markt, een kerkdienst, een tram - alles wordt opgezogen tot ze, verzadigd van leven en wereld en elkaar omarmend, een compacte trillende kern vormen die even stilstaat - stil: en die dan, toch nog onverwachts, explodeert: ze tuimelen achterwaarts uiteen en vallen neer als de kroonbladeren van een openklappende bloem.
| |
| |
Als in slaapwandeltoestand staat hij op, amper achtslaand op zijn tafelgenoten, die roerloos op hun stoel zitten.
Loopt naar de deur waarop een toiletmannetje staat. Opent die. Aan het eind van de kleine gang waaraan de toiletten liggen een andere deur met Kantoor. Verboden toegang erop. Deuren zijn echter om ze te openen.
Een trap die naarboven leidt. Nog steeds als in trancetoestand bestijgt hij de trap.
Een brede, door tl-buizen verlichte overloop met een aantal deuren in klinisch koele kleuren.
Hij opent de ene na de andere. De elektronische apparatuur die hij in de vertrekken aantreft wekt nauwelijks zijn verwondering, niets wekt zijn verwondering, ook niet dat er geen mens aanwezig is, zelfs geen homoïde. Kennelijk bedienen en controleren de apparaten zichzelf of elkaar en hebben ze een nauwkeurig omschreven vervolgopdracht gekregen, zij, de blokken en straten met huizen vol microchips en onzichtbare relais, de opgeslagen geheugens met triljoenen en triljoenen ingevoerde gegevens. Het is een en al onrustig geflikker van meest leeg lijkende beeldschermen. Zijn het abstract lijkende gegevens, betekenisloos ogende codetekens, die minieme lichtflikkeringen of wat daarachter in nóg abstracter vorm schuilgaat, kennis die alleen door speciale lenzen waargenomen of door een decodeerapparaat geduid kan worden - of door een zwervende, niet lokaalgebonden superblik?
Eveneens als in trance tikken zijn vingers op een toetsenbord zijn naam en geboortedatum in en zie, op het beeldscherm verschijnt een bevroren beeld van het Mannekinointerieur beneden met in het focus: hun tafeltje, waaraan Bender en Stella en hij op het moment vlak voor hij hen verliet. (Dat het om het voorlaatste moment gaat bewijst de video-opname van het ballet die eveneens is bevroren.)
Gebiologeerd en met kloppend hart bekijkt hij hen, beschouwt vol aandacht Benders vertrouwde trekken, zijn | |
| |
oude, ouder wordende vriend en met niet minder aandacht zijn eigen gezicht, dat hem iets minder vertrouwd is en misschien zelfs in afnemende mate hoe langer hij ernaar kijkt.
Het gemengde gevoel dat het kijken vergezelt gaat langzaam over in een lichte woede, tot zijn vinger zich, schijnbaar zonder er opdracht toe te hebben gekregen, beweegt naar de terugspoeltoets en deze indrukt. Stoptoets. → Ze treden het café binnen, lachend. De ceremoniële welkomstrobot steekt zijn hand uit en heet hen welkom in vijf talen. Terugspoeltoets. Stop. Hij zit in een alkoof met enkele vrienden, een jaar of vijf jonger, tussen hen in een min of meer vrouwelijke pop die op Margaret Thatcher lijkt; een van de groep bewerkt haar gezicht met lippenstift, wat door een onvrolijke ober onopvallend in het oog wordt gehouden. Hijzelf zit er eveneens met een wat betrokken gezicht bij, kennelijk in een neerslachtige stemming. Wanneer was het? Na zijn scheiding van Ingrid?
Terugspoeltoets. Weer een stuk jonger nu. Sommige mensen raken vertederd door hun eigen jeugdige beeld. Hij niet. Het vastgelegde verwijt van de tijd. Narcissus voor wie alleen zijn toekomstige Echo ouder wordt, niet hijzelf; jonger worden maakt de vooruitijlende Echo alleen nóg maar ouder. Of je moet je, zoals Greta Garbo, totaal op je jeugdiger verschijningsvormen fixeren en daar plezier aan beleven. Een rugwaarts gerichte vrolijke zelfmoord. Hij zou hooguit zelfmoord in de toekomst plegen, het moment van executie steeds verder verschuivend, samen met zijn leeftijd.
Glazen worden geheven, lippen bewegen. De opgevangen geluiden zijn iets te onduidelijk om te kunnen verstaan wat er gezegd wordt. Ze bewonderen het resultaat, de framboosrode wangen en lippen, de gepunte wenkbrauwen als accents circonflexes, de naaipatroonstippen over haar hele gezicht die haar gelaat in zones verdelen. Flauw. Een camera flitst.
| |
| |
Toets. Mirjam en hij. Mirjam? Ontmoetten ze elkaar in die tijd dan nog? Die leef-tijd?
En dan, na nog een paar toetsindrukken - index search - staat hij aan het begin van het Mannekino-avontuur, hij die zich door zijn eigen holle navelstreng naar binnen heeft gedacht en die daar zijn eigen foetus, het embryo van zijn dromen aantreft, nog verkerend in een staat van rommelige argeloosheid en pseudo-onschuld, een staat die hij zal verliezen zodra hij zal proberen haar te objectiveren, hij twintig of meer jaar jonger, tegenover de jongen die een tijdlang zoal niet zijn leven dan toch zijn verbeeldingsleven zou gaan beheersen, zijn innerlijk zou polariseren en hem zou gebruiken zoals hij hém zou gebruiken en die hij daarom van zich af zou stoten zoals men zich van een gewantrouwde schaduw tracht te ontdoen.
Het moest de tweede of derde keer zijn dat ze elkaar hier troffen. Toen moest hij dus al begonnen zijn de bovenverdieping elektronisch in te richten en het leven van de bezoekers - en ook dat van hem hier - vast te leggen, de smiecht; en wie weet hoe hij hem nog meer had geschaduwd, vanuit de verte, vanuit een huurkamer tegenover zijn woning, via spiedende filmcamera's waar ook in de stad. Was het zijn wraak, de wraak van de groeiende droomfoetus, die, eenmaal geboren, zijn eigen weg gaat, maar toch gevoed door jouw bloed en draadloos aan jou gebonden? Was dit de reden dat hij zich zo vaak geobserveerd had gevoeld, of had hij die achtervolgende blik in verschillende stadia van zijn leven zelf opgeroepen als een zelfbeschuldigende herinnering?
De jongen, amper tien jaar, keek met meer dan normale interesse rond alsof hij alles zelf bedacht had en dat had hij ook, tot in onderdelen, het tienjarige genie, had het geld gefourneerd, het personeel incognito helpen aanstellen en alles wat nodig was geregeld vanuit zijn geheime kantoor in de stad, zijn vossenhol dat zijn ouders niet kenden, zoals ze | |
| |
ook zijn rijkdom niet kenden. Hij, Lokien, was de enige volwassene die van alles op de hoogte was, ook van zijn rijkdom en zijn genialiteit, die hem gedeeltelijk perfide voorkwamen en zelfs een zekere angst inboezemden, bijna alsof hij op zijn beurt het dubieuze, riskante wezen zelf gerealiseerd had en via hem een gedeelte van zichzelf, wat nog gevaarlijker was.
Nu amuseerde het hem nog: het kind dat meteen door de mand viel als het niet zichzelf speelde, zo doorzichtig was het bij al zijn gewiekstheid, wat de jongen echter dubbel interessant maakte in zijn ogen. De kleine volwassene keek met welgevallen naar de toen origineel-modieuze poppen - zijn kinderen, zoals hij ze noemde -, vooral naar de vrouwelijke, zo was hij wel of was de mannelijke pop in hem. Hij zei - vrijwel woordelijk herinnerde hij het zich nog -: Eigenlijk zouden die poppen van zachter materiaal gemaakt moeten worden, plastic is te hard, maar schuimrubber is weer te week, meer iets als stevig vlees, dan zouden ze menselijker aanvoelen als je erin kneep. En dan zouden we ook ademapparaatjes kunnen laten aanbrengen - we! - en zou door het soepeler materiaal de borst, en bij vrouwen de borsten - hij maakte met zijn rechterhand een mooie welvende beweging, tweemaal, want hij was een realist - kunnen ademen en op en neer gaan.
- Dan zou er pas goed in geknepen worden, zei hij. De jongen knikte. - We zouden zo'n kikkertje in de borsten kunnen planten dat klikklik zegt als je erin knijpt.
Hij lachte er zelf om. Boog zich naar hem toe. Op samenzweerderstoon: - Het verschil met een mens kan nog veel kleiner gemaakt worden.
- De mensen komen hier voor een pop.
- Een zo realistisch mogelijke.
- Dat is waar.
- En de meest realistische pop is een mens.
- En dus...
| |
| |
En opnieuw, als uit zichzelf, strekte zijn vinger zich naar voren en drukte de uitwis-toets in. Over een paar uur zou er niets meer van zijn verleden hier over zijn. Een blanco spoor.
En terwijl hij de deur opende en de trap afdaalde ontstond er in hem een gevoel van schrijnende leegte, leegte die zich door hem heenvrat als een witte lintworm en langer en langer werd, sneller dan hij de trap afdaalde. Hij ging het café weer binnen en liep naar het tafeltje waar Bender en Stella zaten. Ze bewogen zich als tot leven gekomen beelden en keken hem aan, vragend. Ook de videoband met het mechanisch poppenballet was weer begonnen te lopen.
Hij was opgestaan. - Ik moet even naar het toilet, zei hij en begaf zich naar de deur met het toiletmannetje erop.
En dit keer had hij niet het gevoel gevolgd te worden, had echter evenmin het gevoel te weten wie het was die zich naar het toilet begaf.
|
|