De verlooren schildwacht
(1686)–Joan Pluimer– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Jan.
Ik voor u in gevaar?
Leander.
Ja toch, myn waarde vrind;
Gy hebt my 't lyf gebergd, dies ik geen reden vind,
Om u myn dankbaarheid, na uw waardy te toonen.
Jan.
Wanneer borg ik jou 't lyf?
Leander.
Hoe kan ik 't oit beloonen?
Myn Hector, Orondaet, Achilles, op die nacht...
Jan.
De drommel! wel dat is heel treffelyk bedacht,
Zo is het waar?
Leander.
Ja toch; en op dat gy mogt merken,
Hoe veel zo groote dienst kan op de herten werken,
Schenk ik u dit.
Jan.
Ja wel, ja wel het is dan waar!
Leander.
Hoe twyffeld gy dan noch of 't waar is?
Jan.
Dat komt raar.
'k Verhaalde laast myn Heer, dat is zo wat geleeden,
Gedroomd heb dat ik vocht.
Leander.
Gedroomd! Gy hebt gestreeden.
Jan.
Wel is 't geen droom geweest, zo heeft myn blank rapier
Der menig neergeveld. O bloed! ik was zo fier.
Leander.
Gy vocht gelyk een Turk.
Jan.
Hoe zal myn Heer staan kyken.
Als ik hem dat vertel.
| |
[pagina 21]
| |
Leander.
O! gy gaaft schoone blyken
Van uwe dapperheid.
Jan
Zo heb ik meerder moed,
Als onze Heer. Laar nou, laat nou die bloode bloed
My eens weer zeggen, dat ik bang ben.
Leander.
Dorst ik 't waagen,
Myn befte maat, 'k zou u noch wel wat willen vraagen.
Jan.
Dat heb je wel te goed.
Leander.
Maar ik durf uw geduld
Zo veel niet vergen, 'k ben te diep noch in uw schuld.
Jan.
Tut! tut! dat 's niet met al.
Leander.
Ik heb nu vier vyf weeken
Geleerd, hoe dat men met een Jufferouw moet spreeken,
Om dat der ymand van myn vrinden trouwen zal.
Nu wou ik zien, hoe ver dat ik in zulk geval
Al gavanceert ben, mag ik u wel eens ontmoeten
Gelyk een Juffrouw? Ei laat ik u zo eens groeten,
Het is maar om te zien, of ik myn les noch kan.
Jan.
Hoe lessen! leerd men dat!
Leander.
Ja toch.
Jan.
Nou lustig dan,
Ik ben de Juffrouw.
Leander, tegen Izabe!
Leander steld Jan met de rug na het venster.
Zo! O wonder onzer daagen,
| |
[pagina 22]
| |
Volmaakte schoonheid, ach! wie kan uw glans verdraagen?
'k Vind in dit oogenblik Mevrouw, dat u te zien,
Niet, zonder dat men voort u slaaf werd, kan 't geschiên;
Dat u te kennen, en met hart, met ziel, en zinnen,
Uw groote schoonheid, en uw gaaven te beminnen
De zelfde zaak is; dat, al wie 't geluk zo hoog
Heeft begenadigd, dat een straal slechts van uw oog
Op hem geschooten werd, alleen voor u moet leeven.
Gy, gy hebt my een blyk van uwe gonst gegeven,
Die ik niet waardig ben; want ik heb wel verstaan,
Dat gy begeerd, dat ik in uwe dienst voortaan
My zal begeeven; ja, ik offer uw myn daagen;
En, op dat aan myn woord geen twyffel werd geslaagen
Bezweer ik by u zelf, myn schoone, dat myn hert,
Daar gy geëerd, gevierd, ja aan gebeeden werd,
Uw waarde beeltenis steeds heilig zal bewaaren.
De goden hoeven, door geen woorden te verklaaren,
't Geen zy beveelen; zy doen zonder spraak verstaan
Wat zy begeeren, van de sterflykheid gedaan.
Volg, volg dat voorbeeld na, wild toonen door uwe oogen
Myn schoone godheid, of wy iets op u vermoogen!
Toon door uw weezen, dat myn dienst u niet mishaagd,
Dat zo als ik u min, gy my ook liefde draagd.
Zy wenkt, dat zy hem bemind.
Jan.
Moet ik nou nygen?
Leander.
Ja.
Jan.
Maar, als ik jou zou zeggen,
Myn rechte meening, dien jy my wel uit te leggen
Hoe groot de Juffrouw is, die jy dit zeggen zoud.
Leander.
Omtrent als ik.
Jan.
Wel dan heb jy geen kleine fout.
| |
[pagina 23]
| |
Neen, neen; dan heb ik jou al veel te vroeg gepreezen.
Ik docht in 't eerste, dat het een Reuzin zou weezen,
Zo zag je na om hoog. jou kompliment was meer
Als vier vyf voet te hoog.... t' is zeeker waar myn Heer.
Leander.
'k Bedank u zeer; en zal uw les zien na te komen.
Jan, alleen.
Wel dat komt schoon! ja wel! verdiend men dat met droomen!
Hy heeft gewis'lik een verkeerde voor; ik docht
Laat ik't maar neemen; 't hoeft niet nader onderzocht.
|
|