Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Och daer en is in desen stal. De noten, siet Quinquagesima. | |
[pagina 239]
| |
Dat 't Godt mishaeght:
Dat door geen zond' // Is gewondt:
Noch geen smet
Heeft tegen Wet. Ga naar voetnoot+
Saligheyt // Dit hert is toegeseyt.
Daerom Jesus 't Joodsche geslacht Ga naar voetnoot+
Vraeghde: wie houdt my verdacht
Van een Sond', in daedt of schijn volbracht?
Daer
Maer daer en tegen hy betoont,
Niet verschoont:
Dat sy vol fenijn
En zonden zijn:
Dat sy zijn doof Voor 't Geloof: Ga naar voetnoot+
Dat sijn Woordt
Ook niemant hoort; Ga naar voetnoot+
Maer versmaedt
Hem in sijn hemels daedt:
Dat hy een Samaritaen, Ga naar voetnoot+
Weet met Satan om te gaen:
En niet soeckt, als ydel eer, en waen.
Dat
Ja hebben steenen opgesocht, Ga naar voetnoot+
En gebrocht,
Om, met grammen moedt,
Gelijck verwoedt,
Te werpen op Sijnen kop.
Maer den Heer Wijckt dese keer:
Sich verberght,
En niemant vorder terght.
Vliedt oock Mensch, in sulcken saeck,
"Godt komt toe te nemen wraeck. Ga naar voetnoot+
"Vry van zonde zijn is groot vermaeck.
Vliedt
|