Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– Auteursrechtvrij
[pagina 180]
| |
Wijse: Courante Labare.'t Ootmoedigh en devoot Gebedt
Van die beminnen en gelooven,
Tot Godt klimt door de wolcken boven,
En dalend af, brenght hemels gaven met.
Een waer getuyge is hier van Cornelis,
zijnde noch een Heydensch man,
Die voor sijn Dienstknecht heeft gebeden,
Dat hem ons Heer Gesonde Leden,
Wilde geven weer.
| |
[pagina 181]
| |
Siet hier de groot' ootmoedighyet,
En liefde tot een Knecht bewesen.
"Den Mensch is noit genoegh gepresen,
"Die niet besmet is met onweerdigheyt;
"Want niet meer houdt 't natuerlick recht
"Van eenen Heer, als van sijn dienstbaer knecht.
Godt heeft toch tot het eeuwigh leven
Haer alle beyd' Uyt 't slijck gedreven,
Sonder onderscheyt.
Want
Cornelis dan haer al beschaemt,
Die weynigh achten hare boden:
Noch doense goedt, daer 't is van noden,
Of daer 't de broederlicke min betaemt.
"Men voedt wel een schurf dier in stal,
"Daer men een bood' uyt 't huys wel schoppen sal.
"Maer wat een onbermhertig oordeel Ga naar voetnoot+
"Siet hem te moet, die hier geen voordel
"Aen sijn Naesten doet.
Men
"Dus prijst den Heer des Hooftmans daedt,
Sijn groot geloof en liefde-wercken.
En geeft ons Christenen te mercken,
Wat elck te doen by sijnen Naesten staet.
Dat hy hem als sijn selven min,
En soo tot arm als rijcke hebbe sin.
"Wie hem, die noodt heeft, niet vergeten,
"In hulp en raedt, Godt salse meten Ga naar voetnoot+
"Met alsulcke maet.
Dat
U Liefde dan gelijck bewijst,
Oock aen die minder u toelaten.
"Natuer en onderscheyt geen staten;
Soo Christus in 't Geloof des Hopmans prijst.
"Al 't gene ghy u Naesten biedt,
"Den Heere segt dat het aen hem geschiet. Ga naar voetnoot+
"Soo wat ghy doet oock aen de minste
"Voor Godt ter eer, Hebt ghy tot winste
"Hondert-werf en meer. Ga naar voetnoot+
Al
|